9 FEBRUARI 1932.
27
In art. 6 staat, in verband met de aanwijzing van een
secretaris der commissie: „Onverminderd het bepaalde bij
art. 101 der gemeentewet." Het tegenwoordig art. 101 der
gemeentewet handelt over pensioenen der wethouders en
van hunne weduwen en weezen. Het verband tusschen deze
zaken en het aanwijzen van een secretaris van de Reinigings
commissie zal moeilijk te vinden zijn.
Art. 9 spreekt van het nauwlettend toezicht der commissie
op het geldelijk beheer van den directeur. Burgemeester en
Wethouders zeggen: „In verband met de geregelde controle
is dat niet meer zoo noodig." Uitstekend. Maar, als er nu
toch gewijzigd moet worden, laten wij dan ineens de geheele
verordening in overeenstemming met de werkelijkheid bren
gen.
Het zijn slechts grepen, die ik hier heb gedaan. Misschien
dat bij nauwkeuriger beschouwing nog meer ter verdwijning
geschikt blijkt; misschien dat nieuwe dingen behooren te
worden ingevoegd.
Dit, Mijnheer de Voorzitter, in het algemeen.
Maar, bij mij rijst toch ook bezwaar tegen de voorgestelde
wijziging van art. 5 in het bijzonder.
Het is mij niet bekend in de commissie is dit op haar
betrekking hebbende voorstel niet behandeld welke over
wegingen tot het voorstel hebben geleid.
Het is mij wel bekend, dat een zelfde wijze van vergade
ringen beleggen, als hier wordt voorgesteld, voorkomt in de
verordeningen voor de Gas- en Slachthuiscommissies. Mis
schien ook in die voor de Bouwcommissie. Maar dat kan
nog niet maatgevend zijn voor de juistheid van het voorge
stelde.
Mijnheer de Voorzitter. Artikel 60 alinea 2 van de ge
meentewet omschrijft de taak der vaste commissies als zijnde
Burgemeester en Wethouders in bepaalde takken van de
huishouding der gemeente bij te staan.
Waar hier gesproken wordt van het beheer, daar wordt
klaarblijkelijk bedoeld het beheer in zijn geheelen omvang,