282 29 APRIL 1932. Een ander punt in het betoog van den heer V a n M i e r 1 o, waarop Spr. even de aandacht wil vestigen, is de redeneering: ,,Wij keuren de strekking van het Kortingswetje af, maar het is er nu eenmaal, dus zullen wij er ons bij neerleggen." Spr. zou toch willen vragen: Door wie is dat wetje er gekomen? Toch met medewerking van de politieke geestverwanten der R.K. raadsleden in de Tweede Kamer! Men had eerder met zijn afkeuring moeten komen; al dat beklag heeft nu geen zin meer. Wat de financieele zijde van de zaak betreft, betreurt de heer Van M i e r 1 o het, dat Spr. niet met cijfers te berde is gekomen. Spr. weet nu niet meer wat hij voortaan doen moet: komt hij met cijfers, dan worden ze niet ,,au sérieux" ge nomen en komt hij er niet mee, dan is het ook niet goed. Verder heeft de heer V a n M i e r lo een gevoelsargument in het debat gebracht door te zeggen: ,,Wij hebben dat geld noodig om de slachtoffers van de economische crisis te kunnen blijven betalen." Spr. zou toch willen vragen: Moeten die uit gaven dan uitsluitend op de gemeente-ambtenaren en -werk lieden worden verhaald? Immers neen; zij moeten op andere wijze worden gevonden. Uit het meergenoemde artikel in het officieele orgaan van de Vereeniging Breda Vooruit" blijkt, dat te Breda nog wel vermogende menschen wonen; men leest daarin: „Gedurende de laatste jaren is het belastbaar ver- mogen per aangeslagene in Breda gelijk aan het gemiddelde, „dat voor het geheele Rijk geldt, t.w. ongeveer 80.000. Het „aantal aangeslagenen was rond 1100, wat eveneens met het „rijksgemiddelde overeenstemt." Er is dus nog wel ander geld te vinden in Breda en al kan men dan jammer genoeg niet tot een heffing ineens overgaan, door sterkere belasting progressie toe te passen is dat wèl te verkrijgen. Spr. blijft er bij, dat door belastingverhooging op veel billijker wijze het noodige geld kan worden verkregen dan door korting op de salarissen en loonen van het gemeentepersoneel; zelfs dan zal deze categorie van ingezetenen toch nog het leeuwenaandeel daarin bijdragen, daar zij van hun inkomen tot de laatste cent

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 282