284 29 APRIL 1932. gemeentebesturen tot korting op de salarissen en loonen van het gemeentepersoneel. De heer Haaiman heeft het doen voorkomen, of door aanneming van dit voorstel een extra-belasting van 35.000 op de gemeente-ambtenaren en -werklieden wordt gelegd. Nu gelooft Spr. niet, dat met dat bedrag de crisis-uitgaven be taald zullen kunnen worden, doch afgezien daarvan is de opvatting van den heer Haaiman onjuist, omdat alleen op het salaris wordt gekort, hetgeen iets anders is dan belasting heffen. Met het georganiseerd overleg heeft Spr. indertijd als wet houder ook te maken gehad. Er was destijds veel verschil van meening daarover, doch Burgemeester en Wethouders hebben zich altijd op het standpunt gesteld, dat geen delegatie van macht mag plaats hebben; dit zou trouwens in strijd zijn met de Gemeentewet en ook met de Ambtenarenwet, waarin wordt bepaald, dat de Commissie voor het G. O. alleen advies mag geven. Het zou ook niet goed zijn, als het anders was, want de Raad neemt bij zijn beslissingen het algemeen belang in aanmerking; het G. O. kan dat niet, daar de organisaties daarin als belanghebbenden optreden. De vraag van den heer Visser is ook hiermede beantwoord. Wethouder VAN BUITENEN heeft door enkele leden hooren zeggen, dat zij in loonsverlaging geen redmiddel zien om uit de malaise te komen. In het prae-advies van Burge meester en Wethouders is evenwel met geen enkel woord in dien zin gesproken. Ook is er gezegd, dat aan deze loonsverlaging door de gemeente zou worden verdiend. Gesteld, dat dit juisit was, dan zou het toch zijn in het belang van het algemeen, doch Spr. zal straks aantoonen, dat het geen extra-voordeeltje voor de gemeentekas is. Omdat de autonomie der gemeenten door de wet wordt aangetast, willen sommige leden niet aan deze voorstellen medewerken. Het verband tusschen een en ander ontgaat Spr. totaal; want hoe zou de verwerping van die voorstellen de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 284