286
29 APRIL 1932.
De heer Haaiman wil de meerdere belasting uit de op-
centen-gemeentefondsbelasting verkrijgen bij progressieve
heffing! Dat is geheel onmogelijk. Was onze verordening er
eene met progressieve heffing, dan waren we nu al voor de
hoogere inkomens aan het maximum. Immers, geheven zullen
worden 52 opcenten over alle aanslagen; het is duidelijk, dat
bij eenige progressie, welke dien naam verdient, het maximum
van 80 reeds thans bereikt zou zijn en verdere verhooging
daarmede onmogelijk geworden. Het is wellicht wat oneer
biedig, maar onder deze verhoudingen te spreken van meer
dere belastingopbrengst door progressieve heffing, vindt Spr.
larie.
In de nota wordt gewezen op de steeds stijgende uitgaven
voor werkloozensteun. In de beide eerste maanden van het
jaar is reeds gebleken, dat in totaal 2 ton meer uit te geven
zal zijn dan op de begrooting is geraamd. En als het zoo
doorgaat, namelijk als tegen de verwachting in, de werkloos
heid nog toeneemt in plaats van tegen den zomer af te nemen,
dan zal men er waarschijnlijk ook daarmede niet kunnen
komen en zullen er nog dit jaar door den Raad nog wel
belangrijker beslissingen moeten worden genomen dan deze.
Spr. wil hiermede maar zeggen, dat die bewuste 35.000
al zijn zij zeer noodig de gemeentekas onder deze omstan
digheden geen voordeel van beteekenis opleveren. Des te
minder is het verantwoord, ze aan het Rijk te schenken.
Nu zal men straks misschien zeggen, dat er hoogstwaar
schijnlijk een flink overschot op den dienst 1931 te wachten is.
Indien er dat niet mocht zijn, dan zouden reeds het volgend
jaar zeer bijzondere maatregelen noodig zijn, want de op
brengst van de belasting over 1933/1934 zal veel lager ge
raamd moeten worden dan voor 1932/1933.
Ten slotte verklaart Spr., dat de voorgestelde salariskorting
niet is bedoeld als middel om verbetering in den algemeenen
economischen toestand te bevorderen, ook niet als een de
monstratie van de meening, dat het levenspeil omlaag moet
worden gebracht en nog minder is gedaan uit zucht om loonen