9 FEBRUARI 1932.
29
van de juiste opvatting door de respectievelijke voorzitters
van eigen en der commissiën taak. Maar dat verandert niets
aan het feit, dat de gelegenheid voor die moeilijkheden er is
en dat het geen aanbeveling verdienen kan, daar waar zij
niet is, bij partieele wijziging der verordening, die gelegen
heid te scheppen.
En zegt men verder: Twee leden kunnen een vergadering
aanvragen, dan zij dat natuurlijk toegestemd, maar wanneer
dat gebeurt dan is m.i. de wagen reeds in het verkeerde
spoor. Het is duidelijk, dat een vergadering op deze wijze
niet zal worden aangevraagd, of er moet iets bijzonders zijn
gebeurd.
De vergadering wordt dan aangevraagd op een oogenblik,
dat de voorzitter het niet noodig vindt. Dat spreekt vanzelf.
Want anders was de aanvrage niet noodig.
Maar dan is het even duidelijk, dat een dergelijke aanvrage
steeds een min of meer agressief karakter tegenover den
voorzitter draagt. Dat kan niet bevorderlijk zijn aan de goede
verstandhouding en moet daarom vermeden worden.
Mijnheer de Voorzitter. Ik meen, dat wij tot een dergelijke
situatie de gelegenheid niet moeten openstellen.
Ik geef dan ook Burgemeester en Wethouders in over
weging, de voorgestelde wijziging van art. 5 der verordening
terug te nemen, om binnen afzienbaren tijd met een alge-
heele herziening dezer verordening te komen, terwijl dan
misschien ook het advies der betrokken commissie over die
wijziging kan worden ingewonnen.
De heer KROONE kan zich volkomen aansluiten bij de
woorden van den heer M a b e 1 i s. Spr. vreest, dat er van
het houden van vergaderingen weinig meer zal terechtkomen,
als het bewuste voorschrift van art. 5 wordt geschrapt; den
laatsten tijd worden er toch al bijna geen vergaderingen meer
gehouden.
Wethouder ESBACH spijt het, dat het prae-advies niet
wat uitvoeriger is geweest, dan had veel van hetgeen nu