30 9 FEBRUARI 1932. gezegd is, achterwege kunnen blijven; het is namelijk eerst de bedoeling van Burgemeester en Wethouders geweest de verordening in haar geheel te herzien, doch daar men ge bonden was aan den termijn van aanvulling der vacatures in de eerstvolgende raadsvergadering, heeft de tijd voor een algeheele herziening ontbroken en hebben zij gemeend voor- loopig met deze wijzigingen te moeten komen. Later kan dan de verordening in haar geheel onder de loupe worden ge nomen. Spr. heeft er echter geen bezwaar tegen, de voorge stelde wijziging van art. 5 tot zoolang aan te houden. De heer M a b e 1 i s heeft gezegd, dat door schrapping van het bewuste voorschrift de commissie tot een paskwil gemaakt zou kunnen worden. Spr. geeft toe, dat dit kan, hoewel het dan evenzeer zou gelden voor de andere raadscommissies; men moet hierbij evenwel uitgaan van den goeden wil van degenen, die in de commissie zitting hebben. De heer K r o o n e, die blijkbaar gaarne veel vergaderingen ziet, zal er zich ook mee kunnen vereenigen om de herziening van art. 5 aan te houden. Hoewel Spr. het niet met alles, wat de heer Mabelis heeft gezegd, eens is, acht hij het beter zich voorloopig te bepalen tot de voorgestelde wijziging van art. 2. De VOORZITTER merkt op, dat de voorgestelde wijzi ging van art. 5 dus zal worden aangehouden. Bij de in vooruitzicht gestelde algeheele herziening der verordening zullen de door den heer Mabelis gemaakte opmerkingen nader onder de oogen worden gezien. Zonder verdere bedenkingen wordt daarop besloten, art. 2 der verordening, regelende de samenstelling en den werkkring der commissie voor de gemeente-reiniging, te wijzigen zooals door Burgemeester en Wethouders is voorgesteld.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 30