310 8 JUNI 1932. „V an der Pot leidt hieruit af (v. d. P o t-O ppen- „heim I, 233), dat ook in het geval van art. 18, al. 2 (oud) „het lidmaatschap van het lid dat bedankt ophield op het „moment, dat de Raad de geloofsbrieven van zijn opvolger „heeft goedgekeurd. Bool (blz. 161) is van andere meening. „Bij de wijziging der gemeentewet in 1931 is uitdrukkelijk „vastgelegd als tijdstip, waarop het aftredende lid zijn ambt „verliest, het oogenblik, waarop de beslissing omtrent de „toelating van zijn opvolger onherroepelijk is geworden. In „het stelsel v. d. P o t is dat een materieele wijziging. In het „stelsel Bool is dat een verduidelijking. „Hoe dit zij, thans staat m.i. althans vast, dat bij bedanken „van een lid de opvolger geen zitting kan nemen, dan nadat „de beslissing over zijn toelating onherroepelijk is geworden. „Anders kwam men tot de anomalie, dat gedurende den „termijn van beroep twee leden als het ware op één stoel „zouden moeten zitten „Hoe echter wanneer de vacature op andere wijze b.v. „door overlijden is ontstaan Ik zou dan hetzelfde willen „beslissen. „Reeds omdat m.i. ondanks het schrappen van art. 38 (oud) „in 1917 de toestand dezelfde is gebleven ais voorheen, al „oordeelde de practijk naar ik meen anders. En wel omdat „ik art. 38 (oud) eigenlijk voor overbodig houd, aangezien „het m.i. onredelijk is aan te nemen, dat de wetgever ooit „heeft gewild, dat een toegelaten en beëedigd raadslid later „weer van zijn zetel zou kunnen worden gestooten. Zoo „maakt men de toelating en de beëediging tot een bespotting. „Maar ook als men hierover anders zou denken, is m.i. de „zaak thans beslist door de wijziging van art. 18, al. 2 (oud). „Die wijziging toch past in den gedachtengang van het vorige „artikel. „Daarom meen ik, dat, ook al is het geval, als er geen „aftreding tusschentijds plaats heeft, maar de vacature b.v. „door overlijden of vertrek ontstond, minder vanzelfsprekend altijd met de beëediging moet worden gewacht tot na „perfect worden van de toelating.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 310