318
8 JUNI 1932.
11. Adres van de Onderafdeeling Breda van den Ned.
Bond van Gemeente-Ambtenaren in zake de behandeling
van het voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot het
toepassen van een tijdelijke korting op de salarissen en loonen
van het gemeente-personeel, in de raadsvergadering van
29 April j.l.
De heer VAN HOUTEN wil eenige opmerkingen maken,
naar aanleiding van dit adres. De 3 °/0 salarisvermindering
was voor Spr. en de zijnen een volkomen overrompeling
men heeft geen kennis kunnen nemen van de notulen der
commissie voor het georganiseerd overleg. De heer Van
M i e r 1 o heeft den Raad daaromtrent onjuist ingelicht toen
hij zeide, dat één organisatie tegen en de andere vóór de
voorstellen tot salarisvermindering waren. Het blijkt thans
dat dit onjuist is.
Spr. wijst er dan op, dat de stukken te kort ter inzage
hebben gelegen, hetwelk toch niet gewenscht is voor der
gelijke belangrijke zaken. De taak van den wethouder, die
in het georganiseerd overleg voorzit, is toch zeker het geven
van juiste inlichtingen. Voorts merkt Spr. op, dat de bezol
diging van het politiepersoneel niet in het georganiseerd
overleg is behandelddaardoor is de gang van zaken on
wettig. Spr. verzoekt in den vervolge le. juiste inlichtingen
te verstrekkenen 2e. eindelijk eens te komen met een
ontwerp-ambtenarenreglement.
Wethouder VAN MIERLO kan persoonlijk geen genoegen
nemen, met de bewering van den heer Van Houten,
dat hij den Raad onjuist heeft ingelicht. Spr. weet niet, of
dit den heer Van Houten is overgebracht, zooals het
verhandelde tusschen de organisaties in het georganiseerd
overleg. In elk geval is dit Spr.'s gewoonte niet en hij wijst
verre van zich af de voorstelling van zaken, dat hij onjuiste
inlichtingen zou hebben verstrekt om aldus een voorstel voor
den Raad meer aanvaardbaar te doen schijnen. Het advies
van Burgemeester en Wethouders en dat der organisaties