324
8 JUNI 1932.
De heer VAN HOUTEN constateert, dat de woningtelling
een woningtekort heeft aangetoond. Het is voor hem dus een
uitgemaakte zaak, dat die woningen er moeten komen.
Spr. heeft ook een bezoek aan de gemeente-woningen aan
het Westeinde gebracht en vraagt, wat de oorzaak is van het
feit, dat er zoovele leeg staan. Hij heeft gezien, dat er op het
Merwedeplein twee woningen door het uitbreken van een
binnenmuur met elkander zijn verbonden. Waarom is dat
gebeurd, vraagt Spr.; is het soms de bedoeling daarvan een
winkelhuis te maken?
De heer VAN KEEP zegt, dat er geen woningtekort is,
doch dat er eenvoudig een woningverschuiving heeft plaats
gehad. Als men straks voorzien heeft in de behoefte aan
woningen met een huurprijs van 3,50 per week, dan komt
men er weer van 2,tekort. Zoo kan men doorgaan totdat
men op nul uitkomt.
Wethouder VAN MIERLO bestrijdt de conclusie van de
heeren Van der Ven en Van Houten, dat er een
woningtekort zou zijn, al moet hij erkennen, dat men vele
arbeiders zou gerieven met woningen van 3,50 per week.
Beschouwing van het antwoord op Vraag 10 van het bijge
voegde staatje heeft hoogstwaarschijnlijk die conclusie be
ïnvloed. Men moet echter, wat de huren betreft, niet kijken
naar de woningbehoefte in dezen rampspoedigen tijd; natuur
lijk wil ieder, die in inkomsten achteruitgaat, nu minder
verwonen, terwijl men straks, als normale toestanden weer
gekeerd zijn, een betere woning wil en kan betrekken. In het
particuliere bouwbedrijf doet zich hetzelfde verschijnsel voor;
onder den invloed van slechte economische omstandigheden
betrekt men een goedkoopere woning, waarvan de ruimte
klein en het comfort wellicht gering is. Wanneer men echter
de vraag beziet of er een woningtekort is in een bepaalde
huurklasse, dan dient men bij de beschouwing van die vraag
rekening te houden met normale economische omstandigheden.
Het woningvraagstuk mag dan ook geenszins bezien worden