8 JUNI 1932. 325 in het licht van de tegenwoordige tijden, die, naar ieder ver trouwt, spoedig tot het verleden zullen behooren. Doet men zulks wel, dan handelt men niet in overeenstemming met de belangen van een behoorlijke volkshuisvesting. Spr. waar schuwt daarom tegen het in dezen tijd bouwen van minder waardige woningen van een goedkoope huurklasse voor valide arbeiders; later, als weer betere tijden zullen zijn ingetreden, komen die woningen leeg te staan en kunnen dan niet zoo maar door andere vervangen worden. Er is gevraagd, waarom er zoovele woningen aan het West einde leegstaan. Spr. zou een staatje kunnen overleggen, waarop 157 onbewoonbaar verklaarde woningen voorkomen, waarvan de bewoners naar het Westeinde zijn of zullen wor den overgebracht. Deze onbewoonbaarverklaring was nood zakelijk, wilde men rijkssubsidie niet ontgaan. De practijk wijst uit, dat de bewoners van onbewoonbaarverklaarde wo ningen over 't algemeen niet vertrekken vóórdat het bordje „Onbewoonbaarverklaarde woning'' aan hun woning is be vestigd. Men kan ze nu eenmaal niet dwingen tot vertrek vóór de ontruimingstermijn verstreken is. Dit neemt evenwel niet weg, dat de betrokken dienst voortdurend aandringt op het maken van spoed met de ontruiming. De heer Van Houten heeft gevraagd, waarom van twee woningen aan het Westeinde er één is gemaakt. De zaak is deze. Dit complex gemeente-woningen heeft een eigen aardige bevolking, waarvan de jeugd leiding noodig heeft. Nu ligt het in het voornemen een lokaal beschikbaar te houden om de jeugd bezig te houden, mits een doeltreffende oplossing is te vinden. Lukt dit niet, dan kan men den muur weer op metselen. Tegen inwilliging van het verzoek van den heer V a n d e r Ven, om het bewuste staatje te vermenigvuldigen en onder de leden te distribueeren, bestaat geen bezwaar; het nut daar van acht Spr. evenwel problematisch, aangezien het staatje na vrij korten tijd weinig waarde meer zal hebben. De heer VAN HOUTEN merkt naar aanleiding van de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 325