376 27 JUNI 1932. welke Burgemeester en Wethouders tegenover de ambte naren hebben in te nemen, wil het hem toch voorkomen, dat nauwlettender moet worden toegezien, of de hoofdambte naren zich wel aan de begrootingsposten houden. Bij iedere overschrijding van een post kunnen Burgemeester en Wet houders, naar Spr.'s overtuiging, vorderen, dat wordt aan getoond, waarom het toegestane bedrag niet voldoende is. Men dient dan ook met meer ernst deze zaken te behartigen, dan waarvan deze begrootingswijziging met de bijbehoorende toelichtingen blijk geeft. Wethouder VAN BUITENEN zegt, dat er wel een grond van waarheid zit in de klacht van den heer Van de Ven, doch dat het resultaat van een en ander op de gemeente rekening niet zoo erg is als het kan schijnen. Het spreekt vanzelf, dat Spr. voor elk van de evengenoemde posten thans geen toelichting kan geven, omdat de gegevens daar voor niet onmiddellijk bij de hand zijn. Had de heer Van d e V e n eenige dagen geleden daarvan een lijstje aan Spr. verstrekt, dan zou hem dit thans wèl mogelijk zijn geweest. Spr. zal dus moeten volstaan met eenige algemeene oorzaken te noemen, welke invloed op deze begrootingsposten hebben gehad. Vooraf meent hij nog even te mogen opmerken, dat het bezwaar van het ontbreken eener begrooting op de lees kamer door den heer Van de Ven zelf onmiddellijk op te heffen was geweest, door even een exemplaar op de Secretarie te vragen. Wat nu de overschrijding van meerdere posten betreft, daarvoor kan in de eerste plaats genoemd worden een ad ministratieve oorzaak. De posten betreffende den dienst van Openbare Werken geven daarvan een voorbeeld. De over schrijding is daar uitsluitend te wijten aan een gewijzigde methode van boekhouden, welke eerst onlangs is ingevoerd. De algemeene onkosten, als administratiekosten, loonkosten, e.d. worden nu namelijk over verschillende posten verdeeld,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 376