406
1 AUGUSTUS 1932.
daad geweest te zijn, had men den heer Kessels die kosten
moeten vergoeden.
De heer VAN DER VEN vraagt, op welke wijze de over
dracht van de voorschotkas heeft plaats gehad. Als dit niet
op de juiste wijze is geschied, dan kan de heer Kessels
niet verantwoordelijk worden gesteld.
De heer GRUIJS wijst er op, dat het feit, dat de heer
Kessels zich tot een advocaat heeft gewend, oorzaak ge
worden is, dat de zaak in orde is gekomen. Naar een advocaat
gaan, doet men in zoo'n geval onwillekeurig; het is een natuur
lijk gevolg van het schrijven van Burgemeester en Wethou
ders, waarin zij den heer Kessels verantwoordelijk stelden
voor het beheer van de voorschotkas. Dit in aanmerking
nemende, alsmede de geringheid van het teruggevorderde be
drag, wil Spr. er op aandringen, den heer Kessels billijk
heidshalve de gemaakte kosten te vergoeden.
De heer LOONEN vraagt, of de heer Kessels door
Burgemeester en Wethouders, vóórdat zij hem den bewusten
brief hebben geschreven, in de gelegenheid is gesteld rekening
en verantwoording te doen.
Wethouder VAN BUITENEN had niet gedacht, dat deze
eenvoudige zaak zooveel stof zou doen opwaaien. Om maar
direct antwoord te geven op de laatstgestelde vraag, deelt
Spr. mede, dat Burgemeester en Wethouders den heer Kes
sels heusch niet onmiddellijk hebben aangeschreven. Hem
is eerst om rekening en verantwoording gevraagd. Er bleek
toen een kastekort te zijn, waarvoor de heeren Kessels
en Van Dongen elkaar verantwoordelijk stelden, maar
geen verklaring gaven. Al was nu het bedrag van dat tekort
betrekkelijk klein, toch meenden Burgemeester en Wethouders
niet een streep daardoor te mogen en kunnen halen. Eerst
is getracht de heeren tot elkaar te brengen en toen dit niet