1 AUGUSTUS 1932.
415
daarmede de voortuintjes der aan die pleintjes gelegen wonin
gen vergelijkt.
Om een veilig verkeer over den overweg te bevorderen
zijn Burgemeester en Wethouders voornemens de verzakte
trottoirbanden vóór de slagboomen wat op te halen. Spr. is
het op dat punt niet eens met den heer Broos; hij ver
wacht geen goeds van dat ophalen, noch van het aanbrengen
van eenige bestrating tusschen de slagboomen; de opstopping
zal daardoor nog grooter worden en de wielrijders zullen,
tegen de richting van het verkeer in, trachten zich er toch
door te wringen.
De heer VAN HOUTEN verklaart, de meening van de
vorige Sprekers te kunnen deelen, dat met geringe kosten
deze toegangsweg tot de stad verbeterd kan worden.
Wethouder VAN MIERLO heeft met genoegen gecon
stateerd, dat de Belcrumwijk in het brandpunt van de alge-
meene belangstelling staat. Van iets, dat zóó de algemeene
aandacht heeft, zal men echter de gebreken des te eerder en
des te grooter zien dan van iets, dat niet zoo'n belangstelling
geniet. Maar, Spr. gelooft toch, dat die gebreken wel wat
worden aangedikt, gezien de passage in het adres, waarin
met betrekking tot den toestand aan den overweg wordt op
gemerkt: „Meerdere malen hebben wij gezien, dat agenten
„van politie op den verkeerswarwinkel hier stonden te kijken,
„zonderdat zij ingrepen. Zelfs merkten wij op, dat agenten
„van politie mede deelnamen aan het algemeen gedrang, door
..op de fiets te blijven zitten om tusschen de voetgangers
„door, langs de kleine boomen weg te kunnen rijden. Daaruit
„leiden wij af, dat hier van rechten van voetgangers, wiel
rijders of voertuigbestuurders niet gesproken kan worden
„en elkeen doet wat hem aanstaat, mits hij niet met de alge-
„meene regelen van het verkeer in conflict komt."
Men moet dergelijke dingen niet overdrijven. Spr. geeft
toe, dat de toestand bij den overweg lang niet ideaal is,
maar met wat goeden wil behoeven daar geen ongelukken te