c' 1 AUGUSTUS 1932. 417 scheweg betreft, zal ieder moeten toegeven, dat het toch niet aangaat om aan andermans wegen de weg is namelijk tot heden eigendom van het Rijk onkosten te maken. Niemand zou er toch indertijd aan gedacht hebben om den Tetering- schedijk op kosten van de gemeente te gaan herstellen; en daar toch was verbetering veel eerder noodig geweest. De heer MABELIS vindt het antwoord van den Wet houder, voor zoover het zijn vraag betreft, niet afdoende. De heer Van M i e r 1 o heeft namelijk beweerd, dat het niet-verbeteren van den Terheijdenscheweg verband hield met de voorgenomen doortrekking van de Coehoornstraat, doch dit staat niet in het prae-advies. Daarin staat wel dege lijk, dat dit weggedeelte eigendom is van de Ned. Spoor wegen en dat het bij den ombouw van het emplacement een andere bestemming zal krijgen. De Wethouder kan dus den raadsleden niet verwijten, dat zij daarop reageeren. Boven dien zal, als die doortrekking tot stand gekomen is, die knik in den weg toch niet afgesloten worden. De gelden, aan de verbetering van dat weggedeelte besteed, zullen dus niet weggeworpen zijn. De heer BROOS onderschrijft gaarne de bewering van den heer M a b e 1 i s, dat door het Gemeentebestuur goed voor het Belcrumkwartier wordt gezorgd en dat het daarvoor allen lof verdient. Wat het standpunt van den heer Van M i e r 1 o betreft, namelijk, dat het niet gewenscht is kosten van bestrating te maken voor wegen, die niet in eigendom bij de gemeente zijn, dit is moeilijk voor bestrijding vatbaar, maar volgens Spr. was het toch zeker de moreele plicht van het Gemeentebestuur geweest om de kuilen en gaten, door het daar laten rooien van boomen ontstaan, weer behoorlijk dicht te doen maken. Van al hetgeen Wethouder Van M i e r 1 o gezegd heeft over de doortrekking van de Coehoornstraat naar den Ter heijdenscheweg, heeft Spr. niet de zekerheid kunnen ver krijgen, wanneer die doortrekking tot stand zal komen. En

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 417