420 1 AUGUSTUS 1932. Een 1ste klasse-voetbalvereeniging heeft zich al buiten Breda moeten vestigen. En nu kan het toch de bedoeling niet zijn om ook de andere sportvereenigingen dienzelfden weg te laten opgaan. Spr. is er dan ook van overtuigd, dat het in het waarachtig belang van de gemeente is, niet te be scheiden te zijn in dit opzicht. Bovendien kan men in het onderhavige geval van het Rijk subsidie verwachten in de kosten van het werk. Spr. dringt er op aan, spoedig met de uitvoering van het werk te beginnen, ook in het belang van de werkverschaffing. De VOORZITTER herinnert er aan, dat op het uitbrei dingsplan o.a. twee sportparken zijn geprojecteerd; het eene in de nabijheid van de Cavaleriekazerne en het andere in den Boeimeerpolder. Nu wordt laatstgenoemd park in Noordelijke richting verschoven tot bij de onlangs uitgegraven zwemkom; men komt dan tot een goed complex. Dit werk, dat Burge meester en Wethouders bij uitstek geschikt achten voor werk verschaffing, verkeert in een vergevorderd stadium van voor bereiding. De heer M e ij v i s kan wat dat betreft gerust zijn. Ook zullen Burgemeester en Wethouders hopelijk in de volgende vergadering komen met een prae-advies over de door de N.V. Sportfondsenbad-Breda gevraagde garantie, zoodat daarmede ook die categorie sportbeoefenaars recht zal wedervaren. De heer MEIJVIS vraagt, of het geen aanbeveling zou verdienen, met betrekking tot den aanleg van het sportpark, overleg te plegen met de sportvereenigingen, ten einde tot een zoo economisch mogelijke indeeling daarvan te komen. De VOORZITTER antwoordt, dat de inrichting van een sportpark niet steeds ingewikkeld behoeft te zijn; de dienst van Openbare Werken behoort ten aanzien van de technische punten rekening te houden met deskundige voorlichting. Het prae-advies van Burgemeester en Wethou ders wordt daarop voor kennisgeving aangenomen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 420