J
1 AUGUSTUS 1932. 429
b. slachten van slachtdieren elders dan in het Openbaar
Slachthuis, luidende als volgt:
41. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot wij
ziging van de verordening, houdende verbod tot:
a. het oprichten, hebben of gebruiken binnen de gemeente
van slachterijen enz.
„Blijkens bijgevoegd schrijven van Heeren Gedeputeerde
„Staten van Noord Brabant dd. 7 Januari 1932 G. No. 387,
„le. afdeeling, zijn bij de Veterinaire Inspectie bezwaren
„gerezen tegen de door Uwen Raad dd. 4 November 1931
„vastgestelde en door Gedeputeerde Staten van Noord Bra-
„bant dd. 9 December 1931 G. No. 209 goedgekeurde wijzi-
„ging van de Vleeschverordening. De betreffende bezwaren
„zijn bij voormeld schrijven medegezonden en hierbij ge-
„voegd. Op grond van deze bezwaren geven Gedeputeerde
„Staten in overweging de onderwerpelijke wijziging der
„Vleeschverordening in te trekken. Een gevolg hiervan is,
„dat alsdan de eveneens op 4 November 1931 vastgestelde
„wijziging van de Verordening houdende verbod tot: a. het
„oprichten, hebben of gebruiken binnen de gemeente van
„slachterijen, vilderijen, penserijen, darmslijmerijen, huiden-
„zouterijen en inrichtingen bestemd tot verwerking van bloed
„en dierlijken afval; b. slachten van slachtdieren elders dan
„in het Openbaar Slachthuis, behoort te worden ingetrokken.
„Ten einde tegemoet te komen aan den wensch der land
bouwers om het doen van huisslachtingen mogelijk te maken
„hebben wij ingevolge artikel 6a. der Vleeschkeuringswet
„1919 St.bl. No. 524 aan Hare Majesteit de Koningin ont
heffing verzocht van het bepaalde in artikel 4, eerste lid,
„en artikel 6 dier wet, voor zooveel betreft varkens, schapen
„en geiten, die niet gestorven of in nood gedood zijn, en
„waarvan het vleesch bestemd is of gebezigd wordt uitslui
tend voor het huiselijk gebruik van de bewoners van het
„perceel, waar het dier geslacht wordt, mits de bewoners niet
„werkzaam zijn in het slagersbedrijf, in het bedrijf der ver-
„duurzaming of bereiding van vleesch of vleeschwaren en
