(J
27 SEPTEMBER 1932. 473
kan dit geen langer uitstel lijden. Deze aangelegenheid is hier
van andere zijde reeds zoo vaak ter sprake gebracht, dat hij
het zeer wel mogelijk acht, dat de Raad in deze nog heden
een principieele uitspraak doet.
De VOORZITTER zegt, dat hetgeen de heer Me ij vis
wil, het paard achter den wagen spannen is. Vermoedelijk zal
men van andere zijde willen weten, wat thans de meening van
het College van Burgemeester en Wethouders omtrent deze
aangelegenheid is. Er is dan ook alleszins reden om te onder
zoeken, of er voor den Raad aanleiding bestaat om van het
vroeger ingenomen standpunt af te wijken.
De heer KROONE voelt ook wel iets voor een directe
behandeling van het adres, maar hij vreest, dat het verzoek
dan wegens gebrek aan voldoende voorbereiding van de zaak
zal worden afgewezen.
De heer HA ALM AN brengt in herinnering, dat het nog
geen vol jaar geleden is, dat deze zaak hier behandeld is. Het
nogmaals uitbrengen van prae-advies heeft, volgens Spr„
daarom geen zin, te meer daar er zelfs al driemaal prae-advies
over een dergelijk verzoek is uitgebracht. Ook heeft het geen
zin, omdat men kan verwachten, dat Burgemeester en Wet
houders zonder eerst de meening van den Raad te weten, in
deze geen andere opvatting zullen zijn toegedaan. Spr. ver
klaart dan ook geen vertrouwen in het onderzoek van Burge
meester en Wethouders te hebben, vóórdat er een princi
pieele uitspraak van den Raad in deze is.
De VOORZITTER zegt, dat tal van leden er prijs op
zullen stellen, eerst de meening van Burgemeester en Wet
houders omtrent dit verzoek te weten; het College behoort
ten aanzien van dit adres zijn standpunt te bepalen.
De heer MEIJVIS vreest, dat Burgemeester en Wethouders
zich straks in hun prae-advies zullen refereeren aan de uit
spraak van den Raad van de vorige maal, dat deze aange-