498 27 SEPTEMBER 1932. ,,het verleende crediet groot 19.000.— alsnog te verhoogen ,,met 5.322.35 en vast te stellen op ƒ24.322.35. „Zooals hierboven reeds is medegedeeld is van dit crediet „in 1931 uitbetaald een bedrag van 14.187.64, zoodat de „rest of 10.134.71 op de begrooting 1932 moet worden ge- „bracht. „Een ontwerp-besluit tot wijziging dier begrooting zenden „wij U ter vaststelling hierbij." De heer MABELIS heeft met belangstelling kennis ge nomen van de redenen, welke tot overschrijding van dit crediet hebben geleid. Ten opzichte van den post van f 485, voor gewoon onderhoud van de Boterhal, is hem de toelichting echter niet duidelijk. Burgemeester en Wethouders zeggen, dat deze onderhoudswerken mede waren opgenomen in het bestek voor de verbouwing en daarom uit den post „Ver plaatsing Museum" zijn betaald. Maar, vraagt Spr„ waren zij dan niet opgenomen in de begrooting voor de uitvoering van dit werk? De heer VAN KEEP heeft al eens meer opgemerkt, dat Burgemeester en Wethouders eerst met een crediet-aanvrage bij den Raad komen, welke later blijkt verhoogd te moeten worden. Spr. vraagt, wat de oorzaak daarvan is; isde be rekening der posten niet goed geweest of is men te ver gegaan? De heer VAN DE VEN constateert, dat de raming met 25% is overschreden. Hiervoor worden door Burgemeester en Wethouders verschillende redenen opgegeven, o. a. de invoering van een nieuwe wijze van boekhouden bij den dienst van Openbare Werken. Dit lijkt onschuldig, maar het is het inderdaad niet, want die wijziging maakt deze verbouwing alleen al bijna ƒ3.000.— duurder. Burgemeester en Wet houders hebben indertijd gezegd, dat de verbouwing 19.000.— zou kosten; thans blijkt er ruim 24.000.— mede gemoeid te zijn. Voor een museum maakt het een groot ver schil, of het 5.000.— meer of minder kost. Spr. kan zich zeer goed voorstellen, dat er raadsleden zijn, die zich met een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 498