27 SEPTEMBER 1932. 501
Spr. begrijpt volkomen, dat zich ten opzichte van het aan
brengen van het hek en van de verbouwing van het achter
vertrek bezwaren voordoen. Deze verbouwing, welke met
financieele hulp van het Museum-bestuur is tot stand geko
men, was noodig geworden doordat het Museum een oude
drukpers was aangeboden, welke men niet op een der boven
zalen durfde onderbrengen. Inmiddels is alvast een aardige
verzameling brandweer-voorwerpen in het verbouwde achter
vertrek opgesteld. Burgemeester en Wethouders hadden nu
wel met deze kwestie, alsmede met die van het hek, eerst
bij den Raad kunnen komen, maar men verwachtte toentertijd
toch met de toegestane 19.000.— te kunnen toekomen. Het
bewuste hek is uit een aesthetisch oogpunt, in overleg met een
architect van de Rijksmonumenten-commissie, geplaatst ge
worden; men herstelde daardoor den toestand, zooals die
vroeger was.
Vervolgens zegt Spr., dat de woorden van lof voor het tot
stand gebrachte zeker komen bij de opening van het museum.
De heer Cohen kan dan zijn geheel verkeerde woorden
van heden goedmaken. Burgemeester en Wethouders hebben
zich er niet uit trachten te draaien; alles staat openlijk in
de nota omschreven. Men kan het misschien een kunststuk
noemen, dat Burgemeester en Wethouders er in zijn geslaagd
de eigenlijke overschrijding tot haar juiste proporties, namelijk
600.terug te brengen, maar het is nu eenmaal zoo;
voor die 600 gulden laat Spr. een „nostra culpa" hooren.
Verder kan Spr. mededeelen, dat de collectie nogal uitbrei
ding ondervindt, vooral van de zijde der geestelijkheid in het
Bisdom.
De heer COHEN zegt, dat de Voorzitter zich nu wel
met een lachje van de zaak kan afmaken en den Raad voor
rekenen, dat de eigenlijke overschrijding maar 600.be
draagt, doch Spr. is het met dat rekensommetje niet eens;
het hek alleen kost al 700.-, de verbouwing van het achter
vertrek 200.terwijl de algemeene onkosten ruim 2.600.
beloopen. Als de Voorzitter zegt, dat Spr. zooeven verkeerde