27 SEPTEMBER 1932. 521 de huur meer dan 2.85 bedraagt, ja zelfs in sommige ge vallen geheel zal komen te vervallen immers, door dit voor stel aan te nemen, wordt aan Burgemeester en Wethouders machtiging verleend de huur tot 3.85 per week op te voeren anderzijds leidt de ministerieele bepaling, dat de huur ders niet minder mogen verwonen dan in hun vorige woning, er toe, dat het overgroote deel van hen meer dan de minimum huur zal moeten betalen, want tot dusver is er in heel Breda geen woning voor minder dan 3.— per week te krijgen. Het standpunt van den heer B r o o s is, in dit verband beschouwd, dan ook zeer juist en Spr. zou, indien zijn voorstel niet mocht worden aangenomen, zich met diens voorstel kunnen ver eenigen in geval er voor allen een éénvormige huur van 3.05 per week wordt vastgesteld. Hij acht dit zeer wel mogelijk, omdat deze woningen absoluut los van alle andere gemeente woningen moeten worden beschouwd, wijl daaraan nu een maal een ander karakter is gegeven; Wethouder Van M i e r 1 o heeft dit zooeven nog op den voorgrond gesteld. De heer HOUBEN merkt op, dat zooeven door den heer K r o o n e is gevraagd, welke normen er voor de huren zijn gesteld. Daarna heeft men van den heer Van M i e r 1 o ge hoord, dat de huurders niet minder mogen verwonen dan wat zij in hun vorige woning hebben betaald. Nu is Spr.'s vraag, of daarvan niet kan worden afgeweken. Wethouder VAN MIERLO antwoordt, dat aan die bepa ling beslist de hand moet worden gehouden; zij is door den Minister als voorwaarde voor het geven van een Rijksbijdrage gesteld. De heer KROONE herinnert aan zijn verzoek om inlich tingen betreffende den maatstaf voor het bepalen der huur. De heer MABELIS zegt, dat, als men van het beginsel uit gaat, dat de huur niet minder mag bedragen dan die van de vorige woning, en daar komt dan nog 20 cent voor water verbruik bij, terwijl volgens den heer H a a 1 m a n in die vroe-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 521