3 OCTOBER 1932. 547 „gekomen, van 1000 tot 4000. Naast deze spaarfondsen stelde „men voor Breda aanvankelijk 20.000.'— ineens voor den „bouw beschikbaar, een bedrag, dat in mindering komt van „de leening, welke de gemeente zou garandeeren. Ten einde „het geldelijke risico voor de gemeente te verminderen, heb- „ben wij bij de gevoerde onderhandelingen als onzen wensch „te kennen gegeven, dat het aantal spaarders niet 300, doch „tenminste 400 zoude zijn en evengemeld onmiddellijk aan „te wenden kapitaal tot 25.000.zou worden verhoogd. „Blijkens voormeld schrijven van de N. V. „De Sportfondsen" „d.d. 17 Juni 1932 aan Burgemeester en Wethouders, heeft „men in die verlangens toegestemd en zich daarnevens bereid „verklaard bij de gemeente 5000.— in effecten te depo- „neeren tot zekerheid tegenover de gemeentelijke garantie, „welke effecten door de gemeente wederom vrij worden ge- geven, zoodra uit de spaarkassen der afdeeling Breda 5000.— spaargelden voor het Sportfondsenbad Breda ter „beschikking zullen gekomen zijn. Veel belang schijnt intus- „schen zoodanige bepaling niét te hebben bij een aantal van „400 spaarders, die jaarlijks 30.— storten en van wie „ettelijken reeds aan hun tweede storting toe zijn, terwijl „sommigen meer dan het jaarlijksch bedrag hebben afge dragen. Opgemerkt wordt, dat de gelden der spaarders bij „de gemeente worden gestort. „De vraag doet zich voor, of de exploitatie-begrooting goede „kansen biedt. Er wordt uitgegaan van de door statistische „gegevens gesteunde gedachte, dat abonné's tweemaal per „week van de inrichting gebruik maken; bij 400 abonnementen „rekent men dan op 40.000 baden en schat men, de losse baden „medegerekend, het totaal bezoek op 98.000. Aan de hand „van vergelijkingen met andere steden wordt deze calculatie „door requestranten zeer veilig geacht. Neemt men, met de „omliggende gemeenten, een bevolking van 60.000 als maat staf aan, dan wordt het bezoek aan zwemzaal en stortbad- „afdeeling geraamd op 1.9 bad per jaar per hoofd der bevol king, terwijl onder meer Duitsche statistieken wijzen op een „cijfer van 3.5 tot 5, in steden van 30 tot 60 duizend inwoners.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 547