556
3 OCTOBER 1932.
het financieel risico der Gemeente zoo klein mogelijk moet
zijn en de Gemeente de zekerheid moet hebben, dat de zwem
inrichting zoo goed mogelijk en ten algemeenen nutte geëxploi
teerd zal worden, weshalve de Gemeente, zoolang zij nog
eenig financieel risico draagt, behoorlijke controle moet
uitoefenen.
Heel mooi gezegd, prachtig, maar wat er zal gebeuren
als het financieel risico voor de Gemeente is opgeheven, daar
van leest men hier niets.
Zoodra dat financieel risico ophoudt, vervalt die verplichte
gemeentelijke controle en daarmede ook de zekerheid, dat de
zweminrichting zoo goed mogelijk en ten algemeenen nutte
zal worden geëxploiteerd.
De Statuten van het Sportfondsenbad-Breda zijn, alvorens
de N. V. opgericht wordt, aan de goedkeuring van Burge
meester en Wethouders onderworpen. Ook heel prachtig.
Maar, als na 12 jaar het zaakje goed loopt, kunnen de aan
deelhouders de statuten zonder haar wijzigen, en zelfs eerder,
indien het kapitaal vóór dien tijd is terugbetaald.
Met de bouwplannen is het niet anders, behoudens natuur
lijk de algemeene bepalingen der Bouwverordening.
De tarieven, geldende dadelijk na opening, zullen te voren
door Burgemeester en Wethouders worden goedgekeurd.
Welke invloed de Gemeente heeft op de later vast te stellen
tarieven, als de Gemeente het risico niet meer draagt, wordt
evenmin vermeld.
Punten 4 en 5 van de in het adres genoemde voorwaarden
toonen bijzonder duidelijk aan, dat de Gemeente hier niet
anders beschouwd wordt als een „hulp in de huishouding".
En bang, dat deze hulp wat kwebbelig van aard mocht zijn,
heeft men de bepaling opgenomen, dat noch de te benoemen
gemeentelijke commissaris, noch de Gemeente de hem of haar
bekend zijnde gegevens zonder de goedkeuring van de N. V.
„De Sportfondsen", c.q. N. V. „Sportfondsenbad-Breda" aan
derden mag verstrekken.