3 OCTOBER 1932.
557
En nu het prae-advies.
Burgemeester en Wethouders stelden zich de vraag: Is er
behoefte aan een overdekte zweminrichting? Zij zijn van oor
deel, dat niemand dit zal ontkennen en de Gemeente het als
haar taak zal beschouwen ten deze een voorziening te treffen.
Deze taak bestaat m. i. ook bij gemis aan initiatief uit de
burgerij.
Burgemeester en Wethouders onderschrijven hetgeen werd
aangehaald omtrent hygiëne, verhooging volkskracht enz.
Maar dat geldt toch voor alle tijden en onder alle omstan
digheden. Ook zonder het voorliggend adres heeft de Ge
meente hier een taak te vervullen, en zij bleef tot heden schro
melijk achterwege.
Aan het eind van hun overwegingen zeggen Burgemeester
en Wethouders: „Verschillende voorwaarden, op te nemen
in een contract als door requestranten bedoeld, zullen almede
er toe strekken, het risico voor de Gemeente te beperken en
haar toezicht te verschaffen."
Dat aldus hun inziens het risico zeer wel is te aanvaarden,
kan ik niet onderschrijven. In die voorwaarden zullen moeten
voorkomen bepalingen, betreffende goedkeuring door Burge
meester en Wethouders van statuten, bouwplannen, tarieven
en begrooting, niet alleen vóór de oprichting en tijdens den
duur der risico, maar ook na opheffing dier risico, terwijl ver
der daarbij bepalingen moeten voorkomen, die de waarborgen
verschaffen, dat de geheele bevolking van deze inrichting ge
bruik kan maken. Zoodra een en ander in concreten vorm
aan den Raad is voorgelegd, zal ik een beslissing kunnen
nemen. Ik stel mitsdien voor, deze zaak aan te houden en
Burgemeester en Wethouders uit te noodigen in dien zin te
handelen.
De heer VAN DER VEN wil niet direct zeggen, dat hij
een tegenstander van dit voorstel is, maar hij zou er op willen
aandringen, dat bij de vaststelling der tarieven ook rekening
wordt gehouden met het gebruik der inrichting door minver
mogenden. Ook dient men volgens Spr. in deze rekening te