3 OCTOBER 1932.
561
van de wenschelijkheid sluit toch niet in, dat wij nog niet een
winter kunnen leven zonder dat er overdekt gezwommen
wordt!
In Amsterdam heeft men vier jaren gewerkt eer aan den
bouw begonnen, en zes jaren eer de eerste inrichting geopend
werd. Te Haarlem vierde men het jaarfeest van het wachten
op de voorwaarden van het gemeentebestuur. Hiermee wil ik
niet zeggen, dat wij het tempo van die plaatsen moeten volgen.
Kan het vlugger, dan vlugger. Ik wil er alleen mede aantoo-
nen, dat men ook daar niet over ijs van één nacht is gegaan.
M. de V. De wenschelijkheid om te komen tot de oprich
ting van een overdekte zweminrichting wordt door mij toege
stemd. Met den lof in het prae-advies, toegezwaaid aan het
Comité, voor zijn betoonde activiteit, stem ik in, aan de voor
stellen van Burgemeester en Wethouders kan ik mijn stem
wel geven, maar rekenende met de groote onzekerheid van de
tijdsomstandigheden, in het bijzonder in de toekomst, reke
nende met het veelal fictieve in den opzet van het financieele
plan en in aanpassing aan de voorwaarden in andere plaatsen
gesteld, zou ik het aantal spaarders willen zien gesteld op 500.
Nog een enkele opmerking. Wordt tot het stellen van de
garantie besloten en dus tot den bouw overgegaan, dan zou
ik Burgemeester en Wethouders willen verzoeken, naast het
stellen van een percentage van Bredasche werklieden, bij den
bouw te plaatsen, gelijke voorwaarden te willen stellen,
voorzoover dat mogelijk is, ten gunste van de Bredasche
industrieën.
En ten slotte nog een enkel woord over een aangelegen
heid, ook reeds door den heer L o o n e n aangeroerd; in de
door het bestuur verspreide circulaire „Helpt mede het gere
geld zwemmen te verbreiden", komt een beschouwing voor over
het familiebad. Die beschouwing heeft mijn instemming niet.
Ik heb evenwel vertrouwen in het Comité, dat thans de leiding
in handen heeft, ik heb ook vertrouwen in het College. Ik
hoop, dat bij het stellen der voorwaarden, deze aangelegen
heid niet aan de aandacht zal ontgaan.