562 3 OCTOBER 1932. De VOORZITTER constateert, dat, behalve van de zijde van den heer Visser, tonen van erkentelijkheid zijn gehoord voor hetgeen hier door particulier initiatief tot stand is ge bracht. Spr. voor zich, is zeer verrast geweest door de ont wikkeling van dat initiatief, dat er in geslaagd is in zeer korten termijn zulk een groot aantal spaarders tot deelneming aan het Sportfondsenbad-Breda te bewegen. Een groep van inge zetenen heeft hiermede tastbaar aangetoond, dat zij voor de zaak voelen, dat zij die inrichting willen hebben en onder houden en nu komen zij tot de Gemeente en vragen: Geef ons steun in den vorm van garantie. Nu zijn er van twee zijden bezwaren gemaakt tegen dit voorstel. Eenerzijds door den heer Visser, wiens bezwaren zijn van principieelen aard, en anderzijds door den heer M a- b e 1 i s, welke den practischen kant van de zaak betreffen. De rede van den heer Visser getuigt van weinig erkente lijkheid tegenover hen, die deze sociale taak op zich hebben genomen; zij druipt van politiek. De heer Visser stelt het daarin voor, alsof het hier een kapitalistische onderneming be treft,'die het er op aanlegt om de Gemeente uit te buiten en alsof het Stadsbestuur, door den gevraagden steun te ver- leenen, zou meehelpen om de minder-bedeelden uit te zuigen. Het betoog van den heer Visser strekt niet het Comité van Actie, doch hemzelf tot oneer en Spr. gelooft niet, dat zijn rede zelfs onder de geestverwanten van den heer Visser instemming zal vinden, Het is absoluut onjuist dat hiermede een soort uitbuiting van de arbeidersklasse plaats heeft; alles wat hier wordt voorgesteld, geschiedt in het algemeen belang Als de heer Visser en diens partijgenooten iets dergelijks voor de arbeiders willen doen, dan moeten zij het evengoed op deze „kapitalistische" manier inkleeden, want dat kan nu eenmaal niet anders onder de huidige maatschappelijke orde en het is wel zeer de vraag, of het onder een andere op betere wijze zou kunnen. Er kan in deze dan ook geen sprake zijn van „prutswerk". Als het bad er is, zal men trachten door het stellen van speciale uren de toegangsprijzen zoo te regelen, dat ook de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 562