3 OCTOBER 1932.
563
minder-gegoeden van de inrichting kunnen profiteeren. De
heer Visser moet echter wel bedenken, dat er ten slotte nu
eenmaal ook gegoeden zijn. En waarom zou er nu ook voor die
categorie waar er zooveel voor de minder-gegoeden wordt
gedaan niet eens iets mogen gebeuren, dat bovendien
tegelijk den minder-gegoeden tot voordeel is? De strekking
van des heeren V i s s e r' s lange betoog kan waarlijk niet
door den beugel.
De heer M a b e 1 i s juicht het doel, dat het Comité van
Actie zich heeft gesteld, ten zeerste toe en zou dan ook wel
voor verwezenlijking daarvan zijn, als niet de tijdsom
standigheden tot omzichtigheid noopten; hij wil daarom als
eisch stellen, dat het aantal spaarders, in plaats van 400
zooals Burgemeester en Wethouders voorstellen eerst tot
500 gestegen moet zijn. Spr. hoopt, dat de heer M a b e 1 i s
zich nog eens bedenken zal en dat dit betrekkelijk luttel be
zwaar hem niet zal weerhouden om ten slotte toch voor het
voorstel van Burgemeester en Wethouders te stemmen. Spr.
verwijst den heer M a b e 1 i s naar Arnhem, waar een aantal
van 550 spaarders voldoende werd geoordeeld, terwijl het
inwoneraantal ongeveer het dubbele is van dat van Breda en
de grootere opzet van het bad daar hoogere financieele eischen
stelde dan hier.
Wil men een beter vergelijkbare plaats met Breda, dan zie
men naar Zwolle. Daar heeft men genoegen genomen met
een aantal van 300 spaarders en een beschikbaar kapitaal
van 20.000. Dit in aanmerking nemende, is een getal van
400 spaarders en een beschikbaar kapitaal van 25.000 voor
Breda voldoende. Spr. hoopt hiermede het bezwaar van den
heer M a b e 1 i s te hebben weggenomen. Hij wil er bovendien
nog op wijzen, dat cijfers van den laatsten tijd aantoonen,
dat ondanks de hachelijke tijdsomstandigheden het gebruik
van de bestaande sportfondsenbaden sinds verleden jaar niet
afgenomen is, integendeel, zij wijzen uit, dat van die in
richtingen steeds meer gebruik gemaakt wordt. Dit geeft toch
wel eenigen moed voor de toekomst en men doet dan ook
beter met zich die niet te zwart voor oogen te stellen.