568 3 OCTOBER 1932. benoodigde werklieden Bredasche arbeiders moeten zijn. Spr. antwoordt hierop, dat men zich onmogelijk kan binden aan een bepaald percentage, doch Burgemeester en Wethouders hebben zich wèl van begin af aan op het standpunt gesteld, dat zooveel mogelijk door Bredasche werklieden van het loon, dat aan dit werk verbonden is, moet worden geprofiteerd. Men kan dus op dit punt gerust zijn; er zal zeker een flink percentage van het uit te betalen loon in Breda blijven. Wat nu betreft de plaats, waar het Sportfondsenbad zal verrijzen, kan Spr. het volgende mededeelen. Er was aanvan kelijk de voorloopige beschikking verkregen over een zeer geschikt terrein, doch doordat er tijdens de onderhandelingen een kink in den kabel is gekomen, is het thans niet zeker het bad daar te kunnen oprichten, zoodat men dus doende is met om te zien naar een ander terrein. Op het oogenblik kan Spr. geen nadere mededeelingen daaromtrent doen; de plaats zal te zijner tijd wel publiek bekend worden gemaakt. De heer Van der Ven vreest, dat het op te richten zwembad in de toekomst afbreuk zal doen aan het gebruik van het Openbaar Badhuis. Spr. kan die vrees niet deelen, omdat: 1°een zweminrichting een geheel ander karakter heeft dan een badhuis; er is ook verschil in tarieven, terwijl boven dien de eene inrichting een geheel ander genre bezoekers trekt dan de andere; en 2°. de ondervinding geleerd heeft, dat een zweminrichting het meerder gebruik van water voor de reiniging van het lichaam bevordert. Vandaar ook, dat de eigenaar van een andere zweminrichting te dezer stede het verzoek van het Sportfondsenbad mede-onderteekend heeft; hij zou dat niet gedaan hebben, als hij van de oprichting van een overdekte zweminrichting niet den groei van de zwem- sport in het algemeen en het meerder gebruik van zijn open zweminrichting in den zomer verwachtte. Den heer Van de Ven antwoordt Spr., dat z. i. de juridische constructie van deze transactie niet anders is dan gewoon borg-zijn. Het College van Burgemeester en Wet houders is van meening, dat eventueel bijgepast geld niet ver-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 568