3 OCTOBER 1932.
577
besteed; hij heeft alleen opgemerkt, dat er door de Commissie
ook aan ontwikkelingswerk is gedaan, door het houden van
lezingen. Voorts zegt Spr., dat er geen bezwaar tegen be
staat om den Raad rekening en verantwoording te doen,
maar dan nadat de subsidie is verleend, zooals dat in derge
lijke gevallen steeds de gewoonte is.
Wethouder VAN MIERLO: Maar het geld is toch al uit
gegeven!
De heer HAALMAN: Wij hebben toch een begrooting
overgelegd; meer kan men toch op het oogenblik niet van
ons vergen!
De heer BROOS stelt voor, de verdere behandeling van dit
punt aan te houden. Als de heer Haaiman dan kan aan-
toonen, dat er werkelijk aan ontwikkelingswerk is gedaan,
kan men naar gelang van den omvang van dat werk een
subsidie van ten hoogste 150.toekennen.
De heer VAN HOUTEN verklaart, dat hem dit kleinzielig
gedoe tegen de borst gaat stuiten. „Wij zijn geen bedelaars,
die men met een aalmoes kan afschepen", roept Spr. veront
waardigd uit. „Als men die onnoozele 150.niet geven
wil, laat men het dan ronduit zeggen; de Moderne Arbeiders
beweging zal dan met vereende krachten nogmaals haar
schouders onder de zaak zetten en ondanks alle tegenwerking
haar strijd voortzetten."
Wethouder VAN BUITENEN zegt, dat de opmerking van
den heer Van Houten geheel te onpas komt. De heer
VanHouten weet nu toch heel goed, dat het hier niet om
die 150.gaat, maar om het principe, of ook voor ontspan
ningswerk voor het vervolg subsidie zal worden verleend. Dit
heeft met tegenwerking of strijd zijner beweging niets te
maken.
De heer GRUIJS merkt op, dat het voorstel van den heer