9 FEBRUARI 1932.
57
hoogere autoriteiten in het gelijk is gesteld. Toen Burge
meester en Wethouders hier den vorigen keer een beroep
deden op de bewuste uitlating van den Inspecteur van de
Volksgezondheid, heeft Spr. gezegd: ,,De Inspecteur is nog
geen wetgever." En thans blijkt, dat Gedeputeerde Staten
het niet met de zienswijze van den Inspecteur eens zijn,
waardoor de Raad verplicht wordt zijn besluit te herzien.
De wijze, waarop dit geschiedt, namelijk het aanvullen van
een raadsbesluit, dat bijna twee jaren geleden is genomen,
vindt Spr. geen elegante manier van wetgeven, maar hij zal
zich niet daartegen verzetten.
Wethouder VAN MIERLO zegt, dat de zaak niet zoo
simpel is als de heer Haaiman haar voorstelt. Burge
meester en Wethouders hebben destijds overleg gepleegd
met den Inspecteur van de Volksgezondheid, hoe in deze
ware te handelen. Zij hebben eenvoudig het advies inge
wonnen en ook opgevolgd, dat genoemde Inspecteur gaf. Nu
is deze functionaris tegelijk adviseur van het College van
Gedeputeerde Staten. En nu kunnen Burgemeester en Wet
houders het niet helpen, dat de Inspecteur na een half jaar
van meening veranderd is of aan Gedeputeerde Staten
wellicht een ander advies geeft dan aan het College van
Burgemeester en Wethouders van Breda. Men dient in ieder
geval aan den formeelen wensch van Gedeputeerde Staten
tegemoet te komen; aan de zaak zelve wordt niets veranderd.
Zonder verdere opmerkingen wordt daarop
conform het voorstel van Burgemeester en Wet
houders besloten.
39. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het
rooien van boomen aan de Loopschans, in verband met be
bouwing en wegenaanleg.
De VOORZITTER zegt, dat men er rekening mede zal
moeten houden, dat nog niet direct tot rooiing zal worden
overgegaan.