17 NOVEMBER 1932. 633 dat dit door Spr. en zijn fractiegenooten niet zoozeer als een bezwaar wordt gevoeld, maar hij kan zich toch in denken, dat men het van andere zijde bezien wèl als zoo danig beschouwt; hij moet in elk geval toegeven, dat het niet volgens de bedoeling van den Minister zou zijn, indien die gulden niet in brandstof werd omgezet. Dit bezwaar is evenwel gemakkelijk te ondervangen door den werklooze, in plaats van een gulden, een bon ter waarde van 1.uit te reiken, welke bij brandstoffenhandelaren inwisselbaar is. Spr. acht het de plicht van het Gemeentebestuur in ieder geval aan de ministerieele circulaire van 13 October j.l. te voldoen. Wethouder VAN BUITENEN zegt, dat hem uit de debatten is gebleken, dat men verkeerdelijk meent, dat het Rijk voor de helft in de kosten van den te verstrekken brand- stoffentoeslag zal bijdragen; het zal slechts voor een derde zijn. Verder zegt Spr., dat het volstrekt niet de bedoeling van Burgemeester en Wethouders is om zich zoo goedkoop mogelijk van de zaak af te maken; de heeren M e ij v i s en Haaiman hebben wel dien indruk willen wekken, maar als men de zaak serieus bekijkt, dan zal men zien, dat Bur gemeester en Wethouders de verstrekking van cokes niet alleen voorstellen voor werklooze steuntrekkenden, maar ook voor hen, die uit een werkloozenkas trekken of bij de werk verschaffing zijn, en alle hoofden en kostwinners van ge zinnen, wier gezinsinkomsten het bedrag van 12.per week, vermeerderd met 1.per gezinslid boven twee ge zinsleden, niet te boven gaat, dus aan allen, die daarvoor in de termen vallen. De Rijkssubsidie zal dus zeker niet meer bedragen dan een derde deel van de kosten der te verstrekken hoeveelheid brandstof. Het rekensommetje van den heer M e ij v i s, dat deze cokesverstrekking de Ge meente bijna niets zal kosten, gaat dus niet op. Daarbij komt, dat de Gemeente aan het Gasbedrijf den kostprijs van de cokes betaalt; dat is thans 60 a 70 cent per mud thuisgebracht. Er bestaat evenwel geen overwegend bezwaar

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 633