17 NOVEMBER 1932. 643 De heer MABELIS zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter. Bij deze reeds meermalen hier in den Raad aan de orde geweest zijnde aangelegenheid, wil ik niet volstaan met het uitbrengen van mijn stem zonder van mijn standpunt te dien opzichte een verklaring te geven. Met belangstelling nam ik kennis van het prae-advies van Burgemeester en Wethouders, inzonderheid van de daarbij gevoegde bijlagen. Toch bracht dit teleurstelling. 426 ge vallen zijn door het College onderzocht. Van 178 zien wij het resultaat, maar van 248 blijft het verborgen. Hier rijst de vraag: waarom is dit mooie werk niet doorgezet? Waarom niet alle steungevallen onderzocht en daarin betrokken de werkelijk door de steuntrekkenden betaalde huren? Wij hadden dan meteen de financieele gevolgen van een even- tueelen maatregel, als hier bedoeld, vóór ons gezien. De kern van het standpunt van Burgemeester en Wet houders ligt in de alinea's 3 tot en met 5. Ik meen het als volgt te kunnen samenvatten: De normale huurprijs van een arbeiderswoning is 4.a 5.Geacht moet worden, dat bij de samenstelling van het steuntarief met deze huren is gerekend. Huurtoeslag heeft alleen reden van bestaan, wanneer abnormaal hooge huren moeten worden betaald. De huren zijn in deze ge meente niet abnormaal hoog, dus is er geen reden voor een toeslag. Dat de normale huurprijs van een arbeiderswoning te Breda ongeveer 4.a 5.bedraagt, kan zeer in het algemeen worden toegegeven. Maar, daarbij mag toch niet over het hoofd worden gezien, dat blijkens de laatste woning telling, waarvan de resultaten aan den Raad zijn medege deeld, juist in de prijzen van 3.50 tot 5.306 woningen te kort zijn. Aangenomen mag worden, dat in de plaats van deze 306 woningen thans woningen van hoogere huren worden bewoond. Onder die bewoners zal zeker ook een zeker percentage werkloozen worden aangetroffen. Ernstiger bedenking is er tegen de stelling, dat in het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 643