17 NOVEMBER 1932. 647 Burgemeester en Wethouders in hun nota tot de conclusie komen, dat van de 248 gezinnen, die voor een huurtoeslag in aanmerking zouden kunnen komen, er slechts 37 uit zes of meer personen bestaan. Volgens Spr. zou dit voor zich Christelijk noemende menschen alleen al voldoende reden moeten zijn om ten minste deze gezinnen niet te dupeeren. Burgemeester en Wethouders adviseeren niettemin afwijzend op het verzoek der R. K. Werkliedenvereeniging. In dit ver band brengt Spr. in herinnering, dat de Voorzitter hem vaak in de schoenen heeft trachten te schuiven, dat, als het om het verleenen van steun aan werkloozen ging, het er hem altijd om te doen was, een schepje er op te doen. Met hetzelfde recht kan Spr. van den Voorzitter zeggen, dat het er deze in dergelijke gevallen altijd om te doen is geweest een schepje er af te nemen. Spr. hoopt, dat Burgemeester en Wethouders niet op dien weg voort zullen gaan. Wethouder VAN BUITENEN meent, dat deze aange legenheid hier eigenlijk al is doodgepraat. Na de nota van Burgemeester en Wethouders valt er dan ook voor hem niet veel meer over de zaak zelve te zeggen. De heer Van Houten vindt het prettig, dat Burge meester en Wethouders ditmaal wat meer werk van de zaak hebben gemaakt dan bij vorige gelegenheden. Een onderzoek, als thans iheeft plaats gehad, vergt veel tijd; men gaat daartoe niet zoo maar onmiddellijk over. Spr. heeft hier trouwens al herhaaldelijk aangetoond, wat thans door een onderzoek aan de hand van de feitelijke steunbedragen wordt bevestigd: dat een huurtoeslag alleen ten goede komt aan de kleine gezinnen en aan een klein aantal grootere gezinnen, die reeds de hoogste steunbedragen ontvangen, want al beweert de heer Van Houten nu weer het tegendeel de huurtoeslag valt wel degelijk kinnen de 65 of 70 van het verdiende loon. Spr. is het dan ook niet eens met den heer M a b e 1 i s, dat met het nemen van dezen maatregel eerst wordt voldaan aan het minimum of maximum van werkloozenzorg. Het wezen van het betoog van Burgemeester en Wethouders in hun nota

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 647