17 NOVEMBER 1932. 651 Ten slotte verklaart Spr. er van overtuigd te zijn, dat de Raad ditmaal niet de meening van Burgemeester en Wet houders zal deelen. De heer BROOS merkt op, dat hij door den Voorzitter in het debat betrokken is in zijn hoedanigheid van voorzitter van de R. K. Werkliedenvereeniging „St. Petrus". Spr. had wel een verwijt over zijn veranderde houding ten opzichte van deze aangelegenheid verwacht, maar niet van de zijde der College-tafel. De reden, waarom hij in deze van meening ver anderd is, heeft hij zooeven al uiteengezet. Hij kan dus nu volstaan met er op te wijzen, dat het bewuste adres is inge zonden in den tijd, dat hij nog geen voorzitter der R. K. Werkliedenvereeniging was. Vervolgens zegt Spr., dat het niet zijn bedoeling is, dat de huurtoeslag wordt toegekend boven de 65 of 70 van het verdiende loon. Den heer Van Houten wil Spr. er in dit verband op wijzen, dat de steunregeling van Ginneken niet te vergelijken is met die van Breda; de norm van het steunbedrag is daar lager dan hier. In zoo'n geval hecht Spr. geen waarde aan het toekennen van een huurtoeslag. De heer MABELIS zegt, dat de heer Van Buitenen den indruk heeft gewekt alsof Spr. het wezen van het betoog van Burgemeester en Wethouders niet begrepen heeft. Spr. is van meening en hij heeft zulks reeds in eerste instantie doen uitkomen dat de kern van het betoog van Burge meester en Wethouders ligt in den aanvang van het prae- advies. De Voorzitter heeft zich blijkbaar gestooten aan de woor den „diep teleurgesteld". Spr. heeft dit echter niet gezegd; hij heeft verklaard „teleurgesteld" te zijn. Nu is dit weliswaar slechts een gradueel verschil, doch Spr. ziet daarin niets kwetsends voor het College, dat ditmaal dieper op de zaak is ingegaan dan vroeger in den Raad is gebleken, den ernst van den toestand dus goed onder de oogen heeft gezien, doch desniettemin tot de conclusie komt, dat ten opzichte van het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 651