656
17 NOVEMBER 1932.
Raad door middel van een nota daaromtrent werd ingelicht
en deze dan in de volgende vergadering in behandeling
kwam, aangezien de tijd dringt.
De VOORZITTER zegt, dat de heer Haaiman terecht
heeft opgemerkt, dat te dien opzichte de tijd dringt. Spr.
deelt vervolgens mede, dat door Burgemeester en Wethou
ders aan de omliggende gemeenten is bericht, dat zij bereid
waren het contract op de bestaande voorwaarden te ver
nieuwen. Daarop hebben die gemeenten medegedeeld, dat zij
die voorwaarden te duur vonden. Burgemeester en Wet
houders zijn toen in overleg getreden en hebben de buiten
gemeenten tweeërlei ontwerp-contracten voorgelegd: een,
waarbij de tegenwoordige toestand vrijwel bleef voortbe
staan en een, waarbij een gedifferentieerd tarief voor aan
Breda grenzende en verder gelegen gemeenten werd in
gevoerd. Beide concepten werden door de buitengemeenten
afgewezen. De zaak is daarop in handen van de Inspectie
van den Veeartsenijkundigen Dienst gesteld, zoodat wij er
thans betrekkelijk buiten staan. Burgemeester en Wethouders
zullen dezer dagen informeeren hoe het ermede staat, ten
einde den Raad in niet te korte spanne tijds voor een even
tueel noodige beslissing te kunnen stellen.
De heer KUIJLAARS sluit zich aan bij het verzoek van
den heer Haaiman, daar ook hij gaarne wat meer van
deze zaak zou afweten. Spr. hoopt, dat men alsnog tot een
compromis zal komen.
De heer HAALMAN denkt, na hetgeen hij over den stand
van zaken vernomen heeft, dat het waarschijnlijk wel tot
een afscheuring van de buitengemeenten van den Kring
Breda zal komen. Dit zou op zich zelf niet zoo erg zijn,
als daarbij niet een gemeente betrokken was, die aan Breda
grenst; dit nu kan aanleiding geven tot allerlei moeilijkheden.
Hiermede zijn de besprekingen omtrent deze
aangelegenheid geëindigd.