17 NOVEMBER 1932.
657
De VOORZITTER deelt mede van den heer M e ij v i s
een schriftelijk verzoek te hebben ontvangen om thans een
interpellatie te mogen houden over werkverschaffing en
werkverruiming. Spr. heeft den heer M e ij v i s bericht, dat
het hem beter voorkwam die interpellatie bij de a.s. behan
deling van de gemeente-begrooting voor 1933 te houden,
waarop de heer M e ij v i s geantwoord heeft, dat hij er de
voorkeur aan meende te moeten geven, thans daartoe in de
gelegenheid te worden gesteld. Spr. heeft daarop den heer
M e ij v i s verzocht de vragen, welke hij wilde stellen nader
te omschrijven, aan welk verzoek deze heeft voldaan. Toen
is gebleken, dat die vragen meer van informatorischen aard
zijn en daarom verzoekt Spr. den heer M e ij v i s de vragen
bij het afdeelingsonderzoek der begrooting 1933 te willen
stellen; zij komen dan beter tot haar recht.
Ten slotte vraagt Spr., of de Raad hiermede accoord kan
gaan.
De heer MEIJVIS vermoedt, dat de Voorzitter aan het
eind van deze lange vergadering wel door den Raad in het
gelijk zal worden gesteld, zoodat hij, al is het noode, het
verzoek van den Voorzitter zal inwilligen, maar hij dringt
er bij deze op aan om de behandeling van zijn vragen in
openbare vergadering niet uit te stellen tot laat in den
avond, zooals het vorig jaar bij de behandeling van de be
grooting met het werkloosheidsdebat is geschied.
De VOORZITTER sluit hierop de openbare vergadering,
welke alsnu op verzoek van den heer Haaiman overgaat
in eene met gesloten deuren.