9 FEBRUARI 1932. 65 Burgemeester en Wethouders voortaan eerder met dergelijke voorstellen bij den Raad kwamen. Hij kan de zaak nu niet beoordeelen. De VOORZITTER antwoordt, dat hetgeen de heer Haaiman wenscht, niet mogelijk is. De procedures hebben alle een normaal verloop; zoodra de kwestie van verweer zich voordoet, wordt het advies van den rechtskundigen raadsman der gemeente ingewonnen. Aan de hand van dit advies doen Burgemeester en Wethouders dan ten spoedigste een voorstel aan den Raad. Zoo is het ook nu gegaan. De heer GRUIJS wijst er op, dat na de uiteenzetting van den heer Van Keep is gebleken, dat de omschrijving van dit voorstel op de agenda niet juist is geredigeerd. De VOORZITTER zegt, dat zulks weinig ter zake doet; men mag overigens van de raadsleden verwachten, dat zij de stukken lezen. Zonder verdere bedenkingen wordt daarop conform het voorstel van Burgemeester en Wet houders besloten. De VOORZITTER geeft in overweging, de punten 48, 49 en 50 der agenda gezamenlijk te behandelen. Daartoe wordt besloten. 48. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot wij ziging van de verordening op de heffing eener aanlegbelas- ting, luidende als volgt: ,,De heffingsverordening op de belasting ingevolge art. ,,242d der Gemeentewet wegens verharding en rioleering van „openbare wegen na 1 Mei 1927 (gemeenteblad nr. 497) „stelt uitdrukkelijk vrij de eigendommen, gelegen aan de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 65