14 DECEMBER 1932.
683
De VOORZITTER zegt, dat Burgemeester en Wethouders
voorstellen, den heer Steggerdate berichten, dat de Raad
zijn verzoek heeft ingewilligd met dankbetuiging voor de vele
diensten, welke hij de Gemeente en het nijverheidsonderwijs
in zijn dubbele functie heeft bewezen. Spr. behoeft niet in
den breede uiteen te zetten met welk een ijver en toewijding
de heer Steggerda zijn taak heeft opgevat, daar hij zulks
als genoegzaam bekend mag veronderstellen. Hij kan derhalve
volstaan met er op te wijzen, dat onder het directoraat van
den heer Steggerda van ruim dertien jaren het aantal
leerlingen van de Ambachtsschool is gestegen van 200
tot ruim 400, terwijl de Avondschool laatstgemeld cijfer ver
overtrof. Ook voor de onder zijn leiding tot stand gekomen
en thans wederom voorbereide belangrijke uitbreiding van
het gebouwen-complex verdient de heer Steggerda alle
hulde. De gemeente Breda heeft dan ook alleszins reden om
den heer Steggerda erkentelijk te zijn voor het vele
goede, dat hij in het belang van het nijverheidsonderwijs heeft
verricht.
Nadat de Raad met deze woorden zijn instem
ming heeft betuigd, wordt overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders be
sloten.
23. Schrijven van het College van Regenten van het Oude-
Mannenhuis, daarbij ter goedkeuring aanbiedende de be
grooting van die instelling voor het jaar 1933.
De VOORZITTER stelt voor, deze begrooting ter fine
van onderzoek en rapport te stellen in handen eener commissie
van drie leden.
Hiertoe besloten zijnde en op verlangen van den
Raad, dat de Voorzitter drie commissieleden zal
aanwijzen, worden door hem als zoodanig be
noemd de heeren Houben, Mabelis en
V e n k e r.