14 DECEMBER 1932. 689 ,,diend, te zamen een bedrag van ƒ9170.— verleenen; de provincie Noordbrabant eveneens een bedrag van ƒ9170. ,,en het Rijk het dubbele van deze som, dus 18,340. ,,De onderhandelingen, welke zoowel met den Minister ,,van Waterstaat als met Ged. Staten van deze provincie ,,door het bestuur der Maatschappij zijn gevoerd, hebben in .beginsel tot een zoodanige regeling geleid, dat door de Provincie een subsidie zal worden verleend tot gelijk bedrag ,,als van de streekgemeenten te zamen wordt verkregen, terwijl ,,door het Rijk evenveel als door de gemeenten en de Provincie ,,te zamen zal worden beschikbaar gesteld. ,,Bij de overweging van de vraag, of er, in verband met de „huidige omstandigheden, voor deze gemeente voldoende aan leiding bestaat om het voor haar gedachte bedrag te accep- ,teeren, hebben wij ons allereerst op het standpunt gesteld, dat „financieele steunverleening slechts dan gemotiveerd is, indien „komt vast te staan dat daardoor het bedrijf der Maatschappij „op een werkelijk gezonde basis komt te rusten. Heeft geen „grondige saneering plaats, dan is er geen enkele waarborg „aanwezig, dat de steunverleening inderdaad effectief is, dan „ontbreekt met andere woorden ten eenenmale de zekerheid, „dat de instelling ook met den thans gevraagden overheids- steun zal kunnen worden in stand gehouden. „Het komt ons voor. dat in dit verband slechts één maat regel als werkelijk doeltreffend kan worden beschouwd, n.l. „een fusie van de als zelfstandige ondernemingen bestaande „tramwegmaatschappijen in deze provincie. Indien de Zuider „Stoomtramwegmaatschappij als afzonderlijke instelling blijft „bestaan, kan, naar het ons voorkomt, niet redelijkerwijs „worden verwacht, dat zij binnen afzienbaren tijd weer op „gezonden grondslag komt te rusten. „Inderdaad zijn er reeds plannen in voorbereiding om een „oplossing in dezen zin te verkrijgen; de opzet daarbij is om „het bedrijf der verschillende tramwegmaatschappijen in deze „provincie in één groote onderneming onder te brengen met „een behoorlijke kapitaalpositie, waardoor een redelijke renta biliteit zou zijn te verzekeren.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 689