68 9 FEBRUARI 1932. niet, omdat zij ook gedeeltelijk aan een vrijgestelde straat liggen. Daarin moet nu verandering komen, omdat het niet billijk is ten aanzien van bezitters van andere hoekperceelen, die wèl onder de belasting vallen. Het is nooit de bedoeling van den Raad geweest dat is in de notulen na te slaan om de eigenaars van perceelen, die toevallig zijn gelegen aan een andere straat, welke is vrijgesteld van aanlegbelasting, anders te behandelen ten aanzien van een andere straat, aan welker hoek zij mede zijn gelegen, dan de overige eigenaars van hoekperceelen. De vrijstelling is gegeven en bedoeld voor de verbetering van met name genoemde straten en niet voor andere, die daarin uitkomen. Spr. is er dan ook van overtuigd, dat het altijd 's Raads bedoeling is geweest, zoo als thans wordt voorgesteld. Hij moet daarom ten sterkste opkomen tegen de bewering van den heer Haaiman, dat dit een onwaardige vorm van belastingwetgeving zou zijn. Wat de kosteloos aan de gemeente overgedragen gron den betreft, kan Spr. zich niet voorstellen, dat er onder de vroegere eigenaren van die gronden menschen zouden zijn geweest, die zoo naïef waren om te denken, dat zij hiermede zouden zijn vrijgesteld van aanlegbelasting, te meer, daar er zijn geweest, die deze voorwaarde aan den afstand van den grond trachtten te verbinden, hetgeen steeds is afge wezen. Aan dezulken is indertijd duidelijk bekend gemaakt, dat de kostelooze afstand van grond geen vrijstelling van aanlegbelasting inhield. Onbekendheid hiermede wordt nu in deze als argument aangevoerd; het kan evenwel niet als zoodanig gelden. De heer HAALMAN zegt, dat in de verordening enkele straten uitdrukkelijk zijn uitgeschakeld; Spr. vindt het der halve onjuist op die manier toch van die straten belasting te gaan heffen. De heer VAN KEEP vraagt, of er in de verordening geen vast bedrag is genoemd, waarvoor de belasting ineens kan worden afgekocht.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 68