696 14 DECEMBER 1932. Spr. dringt er dan ook ten zeerste bij Burgemeester en Wet houders op aan, ten minste in de volgende vergadering met een ontwerp-regeling te komen. Spr. en zijn fractiegenooten hebben er geen bezwaar tegen, dat de door de R. K. Werk- iiedenvereeniging ,,St. Petrus'' voorgestelde regeling wordt overgenomen. De VOORZITTER merkt op, dat de heer Haaiman zich anders tegenover de mededeeling van Burgemeester en Wethouders stelt dan de heer Van de Ven; eerstge noemde wil blijkbaar liever niet worden herinnerd aan de consequenties van het bewuste raadsbesluit. Toch is het de plicht van Burgemeester en Wethouders den Raad die inlich tingen te geven, welke zij meenen dat noodig zijn. Er is daardoor geen vertraging in de uitvoering van het raads besluit gebracht. De regeling is den Minister van Binnen- landsche Zaken direct na de vorige vergadering ter goedkeu ring voorgelegd; zij kan een week, nadat die goedkeuring verkregen is, in werking treden. Wethouder VAN BUITENEN zegt, dat het besluit van den Raad, in de vorige vergadering genomen, niet geformu leerd was. Burgemeester en Wethouders hebben dit dadelijk na die vergadering gedaan, zoodat reeds twee dagen later formulieren aan belanghebbenden konden worden verstrekt, welke nog niet alle ingevuld teruggezonden zijn. De becijfe ring, welke Burgemeester en Wethouders den Raad hebben overgelegd, is dan ook niet eens volledig. Men ziet daaruit, dat het onmogelijk was, het raadsbesluit onmiddellijk uit te voeren, waarvoor toch eerst de goedkeuring van den Minister moet zijn verkregen; de technische voorbereiding vereischt tijd. Tegen het tijdstip, dat de goedkeuring van den Minister afkomt, zullen Burgemeester en Wethouders daarmede wei gereed zijn. De heer MEIJVIS wijst er op, dat de Bredasche Bestuur- dersbond in zijn adres den wensch te kennen geeft, dat de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 696