14 DECEMBER 1932. 701 mede lijkt het mij goed, ook aan deze belasting een tijdelijk karakter te geven. Zij sluit zich dan aan bij de uitgaven tot dekking waarvan zij in het leven wordt geroepen. Mijnheer de Voorzitter. Ik stel voor, den duur dezer heffing te bepalen voor den tijd van drie jaren, alzoo tot 1 Januari 1936. De Raad kan dan vóór dien datum de zaak opnieuw onder de oogen zien. De heer GRUIJS merkt op, dat de vorige Spreker de invoering van deze belasting nauw verbonden heeft aan de gemeente-begrooting voor het dienstjaar 1933; ook Burge meester en Wethouders doen dit in hun voorstel. Nu weet Spr. wel, dat die begrooting zonder het door deze belasting te verkrijgen bedrag niet sluitend is te maken, maar de mogelijkheid bestaat nog, dat bij de behandeling dier be grooting daarvoor andere middelen worden aangewezen. Men moet dit daarom meer beschouwen als een technisch voorstel. Spr. wil hiermede maar zeggen, dat hij niet wenscht vooruit te loopen op de begrooting zelf. De heer PLEIJTE verklaart, het betoog van den heer M a b e 1 i s te onderschrijven. Ook Spr. wil de voorgestelde belasting slechts invoeren voor een bepaalden tijd. De heer HAALMAN moet het voorstel van den heer M a b e 1 i s ernstig ontraden; de economische toestand kan immers vóór 1 Januari 1936 reeds zoodanig verbeterd zijn, dat de gemeentekas de opbrengst van deze belasting niet noodig heeft. Men moet zich dan ook niet aan een termijn binden. Bovendien acht Spr. straatbelasting een zeer billijke en zeer redelijk drukkende belasting. Er zijn volgens Spr. andere belastingen, die veel onbillijker zijn, b.v. de perso- neele belasting. Laat men daarom, als het zoover is, dat de belastingdruk verlaagd kan worden, liever overwegen, diè belastingen op te heffen of te verminderen, en ten opzichte van de straatbelasting vrijblijven.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 701