14 DECEMBER 1932. 703 loopen, doch later, als de crisis eenmaal voorbij is, niet meer. Naar aanleiding van de woorden van den heer Haai man zegt Spr., dat het misschien best mogelijk is, dat men beter den druk van de personeele belasting kan verminderen dan de straatbelasting opheffen, maar men kan veilig aan nemen, dat men in deze tijden niet zoo gemakkelijk overgaat tot het afschaffen of verminderen van inkomsten, die men eenmaal heeft. Spr.'s bedoeling is dan ook alleen geweest om den Raad te noodzaken deze aangelegenheid over drie jaren nog eens onder de oogen te zien, waardoor dus een automatisch doorwerken dezer belastingverordening wordt voorkomen. De heer HAALMAN verduidelijkt de bedoeling van zijn partijgenoot G r u ij s, die zich inmiddels genoodzaakt heeft gezien de vergadering te verlaten. Volgens Spr. heeft de heer G r u ij s willen zeggen, dat de feiteijke beslissing over deze aangelegenheid behoort te vallen bij de behandeling van de begrooting voor 1933, omdat men dan eerst kan zien, wat er noodig is; de Raad immers zou uitgaven kunnen schrappen of verlagen of wel inkomsten kunnen verhoogen, waardoor het wellicht niet noodig zou zijn een straatbe lasting in te voeren, terwijl men zich, door nu reeds daartoe te besluiten, aan dezen post bindt. Wethouder VAN BUITENEN zegt, dat het standpunt van den heer G r u ij s, zooals dat door den heer Haaiman is toegelicht, theoretisch inderdaad juist is, maar practisch is het beter deze aangelegenheid nü te behandelen, te meer, daar er bij het afdeelingsonderzoek niets is gebleken omtrent het aanwijzen van andere middelen tot dekking of het aan brengen van belangrijke bezuinigingen; geen enkel voorstel van die strekking is in de afdeelingen gedaan. Men mag dus wel aannemen, dat dit ook niet meer gebeuren zal, want zou men een uitgaaf van 90.000 willen schrappen, dan had men toen toch wel het voorstel daartoe moeten doen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 703