704 14 DECEMBER 1932. Ten aanzien van het voorstel-M a b e 1 i s merkt Spr. nog op, dat, afgezien van de waarschijnlijkheid, dat de heffings verordening slechts voor een jaar door de Kroon zal worden goedgekeurd, de Raad toch te allen tijde de macht heeft om de belasting af te schaffen. Het voorstel lijkt hem dan ook practisch overbodig. De beslissing daarover laat hij evenwel aan den Raad over. De heer VAN KEEP is het niet met den heer Haaiman eens, dat dit een billijke belasting is. Eigendom is tegen woordig geen bezit meer. Vele huiseigenaars zitten daarom op het oogenblik leelijk met hun pand in hun maag en zouden het dan ook veel liever kwijt dan rijk zijn. Deze menschen nu worden door deze belasting nog eens extra belast; Spr. vindt dat onbillijk. De VOORZITTER sluit alsnu de algemeene beschou wingen, waarop wordt overgegaan tot de artikelsgewijze behandeling der ontwerp-heffingsverordening. Artikel 1. De VOORZITTER vraagt, of het voorstel van den heer M a b e 1 i s in voldoende mate ondersteund wordt. Dit blijkt inderdaad het geval te zijn, waarop Burgemeester en Wethouders het voorstel van den heer M a b e 1 i s overnemen. Artikel 1 wordt daarop met inachtneming van deze wijziging goedgekeurd en vastgesteld, zoodat de aanhef daarvan zal luiden: „In deze gemeente wordt over de jaren 1933, 1934 en 1935 een belasting onder den naam van „Straatbelasting" geheven", enz. Artikel 3. Wethouder VAN BUITENEN geeft in overweging, aan het slot van dit artikel, in plaats van „dat voorgevallen veranderingen daarin nog niet zijn opgenomen", te lezen:

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 704