706
14 DECEMBER 1932.
Artikel 9.
De heer HAALMAN vindt den opzet van dit artikel niet
geheel juist; het komt hem beter voor, de opsomming van
vrijstellingen absoluut te maken. De vrijstellingen zelf zijn
gebaseerd op twee belastingen: de grondbelasting en de per-
soneele belasting. Heeft het College wel alle consequenties
daarvan onder de oogen gezien? De ambtswoningen bij een
kerk b.v. worden vrijgesteld van het betalen van straatbe
lasting, doch de ambtswoningen, welke niet bij een kerk zijn
gelegen, niet. Spr. acht deze materie in de wet op de perso-
neele belasting beter geredigeerd. Bij de verwijzing naar
art. 4, par. 1, 2e en 3e alinea dier wet is, naar Spr. meent, een
omissie begaan: sub c is daarin niet opgenomen.
De heer VAN DE VEN: U heeft blijkbaar geen bijge
werkte wet op deyjfioroonool[j7belasting te Uwer beschikking
gehad!
De heer HAALMAN: Daar kan ik niets aan doen; ik heb
het op de Secretarie aanwezige exemplaar der wet geraad
pleegd.
De heer VAN DE VEN zegt, dat de wet op de faorca
noalo/ belasting in 1931 gewijzigd is. De inrichtingen, door
den heer Haaiman bedoeld, zijn sindsdien vrijgesteld.
Algemeen wordt aangenomen, dat van woningen, welke voor
leeraren eener kerk zijn bestemd, geen belasting geheven
wordt. Spr. acht de redactie van dit artikel dan ook juist.
Wethouder VAN BUITENEN merkt nog op, dat Burge
meester en Wethouders zoo royaal mogelijk met vrijstellingen
zijn geweest. Hij ziet ook niet in, waarom de Gemeente be-
krompener daarmede zou zijn dan het Rijk.
Zonder verdere bedenkingen wordt daarop dit
artikel ongewijzigd goedgekeurd en vastgesteld.