14 DECEMBER 1932. 709 vloeide correspondentie in de Leeskamer ter visie te leggen, aangezien de Raad toch in deze verantwoordelijk is. De VOORZITTER antwoordt, dat er geen bezwaar tegen bestaat die correspondentie alleen voor de leden van den Raad ter inzage te leggen. Daarop wordt Burgemeester en Wethouders de gevraagde machtiging verleend. De heer COHEN wenscht nog even terug te komen op de zooeven gehouden stemming over het voorstel van Bur gemeester en Wethouders betreffende de inwerkingtreding van de huurtoeslagregeling voor werkloozen. Hij was met zijn partijgenoot M e ij v i s van meening, dat, als het voor stel van Burgemeester en Wethouders niet werd aangenomen de geheele huurtoeslagregeling van de baan was, daarom hebben zij voor dat voorstel gestemd; hun handelwijze be rust dus achteraf gezien op een misverstand. Het voorstel van zijn partijgenoot M e ij v i s had eerst in stemming be- hooren te worden gebracht; men had dan een zuiverder stemming verkregen. De heer MEIJVIS gevoelt zich feitelijk niet goed behan deld, daar zijn voorstel, als zijnde het verststrekkende, het eerst in stemming had behooren te worden gebracht. Spr. meent dan ook, dat hij nog het recht heeft een voorstel te doen tot het verleenen van terugwerkende kracht aan de huurtoeslagregeling tot 21 November j.l. De VOORZITTER zegt, dat de uitspraak van den Raad in deze vaststaat. De meening van den heer M e ij v i s en zijn fractiegenooten is ook bekend, zoodat de zaak hiermede kan worden beschouwd als afgedaan. De heer MEIJVIS blijft van meening, dat hij het recht had zijn voorstel in stemming te zien gebracht. De Voor-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 709