724 19 DECEMBER 1932. passend zou vinden, dat de Gemeente het grootere geldelijke offer zou dragen dan dat het Lyceum zoude moeten ver dwijnen. Het is wel niet een kenmerk van deze begrooting, maar toch wel een opmerkelijk verschijnsel, dat geen voorstel wordt gedaan om de salarissen en loonen van het gemeentepersoneel te verlagen. Wanneer ik dat zeg, dan denk ik terug aan den dag, dat de heer Haaiman hier boudweg beweerde, dat de R. K. Raadsfractie het besluit genomen had om die sala rissen en loonen te verlagen. Dat was, als ik mij goed her inner, bij de behandeling van de begrooting van een verkie zingsjaar en die bewering werd gehandhaafd ook toen het door ons met klem werd tegengesproken. Ik ga daar nu niet verder op in; het zal ook aan de leden van de partij, waartoe de heer Haaiman behoort, nu toch eindelijk wel duidelijk zijn, dat zij toen natuurlijk onbewust onwaarheid hebben gesproken. En als wij nu onze financiën steeds slechter worden en wij zelfs een nieuwe belasting hebben moeten instellen om het finantieel evenwicht te bewaren ook nü nog niet aan de salarissen en loonen tornen, dan is dat dan toch wel een opmerkelijk verschijnsel. Wij kunnen maar niet beter doen dan hopen, dat een dergelijke verlaging ook in de toekomst niet noodig zal blijken. Wat mij persoonlijk betreft, wil ik wel zeggen, dat de inkomsten van ambtenaren en werklieden voor mij niet onaan tastbaar zijn. Het is toch niet tegen te spreken, dat vrijwel iedereen in zijn inkomsten aanmerkelijk achteruitgegaan is, en dan zie ik niet in, dat de salarissen van ambtenaren en arbeiders nooit zouden verminderd mogen worden. Dat moet niet zoo maar dadelijk gebeuren, natuurlijk niet. Het index cijfer zegt mij daarbij heel weinig; behalve dat het, vooral in tijden als de onze, aan sterke schommelingen onderhevig is, meen ik, dat een beroep daarop misplaatst is, omdat het index-cijfer voor allen geldt en dus de onderlinge verhouding der inkomsten van de verschillende groepen der bevolking door verhooging of verlaging ervan niet of weinig gewijzigd wordt; en die verhouding is toch een belangrijke factor bij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 724