19 DECEMBER 1932. 725
het bepalen van salarissen en loon en. Alleen dan zou ik er
iets voor gevoelen om een verlaging van het index-cijfer als
motiveering in te roepen, wanneer wij door den nood der
tijden daartoe gedwongen ons zouden moeten afvragen,
hoeveel van de inkomsten der ambtenaren en werklieden nog
af zou kunnen om hen in staat te stellen althans nog de aller
noodzakelijkste levensbehoeften aan te schaffen; als wij b.v.
een toestand hadden als nu in sommige andere landen schijnt
te bestaan. Gelukkig zijn wij hier zoover nog niet
Overigens lijkt mij het inroepen der verlaging van index
cijfers als motiveering voor de verlaging van loonen en sala
rissen, alleen dan redelijk, wanneer men de behoefte als
maatstaf neemt, zooals dit blijkbaar in het rapport-Welter is
geschied. Daarmede ga ik echter niet accoord; van Katholiek
standpunt lijkt mij dat niet verdedigbaar.
Wanneer ik zeg, dat de crisis de begrooting beheerscht, dan
komt dit voornamelijk tot uiting bij de gemeentelijke zorg voor
werkloozen en armen. Indien ik alles optel, wat dienaan
gaande op de begrooting is uitgetrokken, dan kom ik tot een
bedrag van ruim een half millioen gulden. Daarbij komt dan
nog de ongeveer 35.000.die wij hebben toegestaan voor
huurtoeslag en uitbreiding van den kindertoeslag. Elk gezins
hoofd betaalt dus voor zijn arme medemenschen ongeveer
60.per jaar en wat dat beteekent, kunnen wij nagaan, als
wij overwegen, hoeveel gezinnen er wel moeten zijn, die
minder dan 60.aan belasting betalen. Ik spreek dan niet
over de bedragen, welke gegeven worden, zonder dat zij de
gemeentekas passeeren en die toch groote sommen vertegen
woordigen als wij al die instellingen van naastenliefde over-
schouwen, waaraan Breda zoo rijk is.
Inderdaad wordt er zeer veel gedaan voor de leniging der
nooden van werkloozen en armen en het ware te wenschen,
dat nog meer gedaan kon worden. Maar, er zijn ook op dit
gebied grenzen. Ik erken volkomen het recht, ook van den
armste, dat hem wanneer dat noodig is zoo veel gegeven
worde als voor zijn levensonderhoud noodig is. Ik erken, dat
hem zoo mogelijk meer moet gegeven worden, maar bij de