19 DECEMBER 1932. 1 729 een dubbel doel voorzit: steun aan de menschen en het be waren van de werkgelegenheid. Is het nu waar, dat de burgers overbelast worden? Deze vraag moet men zich toch eens voorleggen en zeker, als men maar steeds meer voor bepaalde doeleinden gaat vragen. Ik heb voor de beantwoording van die vraag eens berekend, hoeveel hier te Breda betaald wordt van verschillende in komsten, gelegen tusschen ƒ800,(het belastbaar minimum) en 150.000.een groot bedrag, maar dat toch te Breda schijnt voor te komen. Ik heb niet alle belastingen berekend, alleen maar die, waarvoor het vermogen en de inkomsten rechtstreeks als maatstaf dienen: de inkomstenbelasting, de gemeentefondsbelasting, de vermogensbelasting en de verde digingsbelasting en alle met de daarvan geheven opcenten. Men betaalt dus die belastingen, maar bovendien betaalt men: grondbelasting, aanlegbelasting, straatbelasting, perso- neele belasting, overgangsrecht onroerend goed, successie recht, schenkingsrecht, effectenzegel en alle mogelijk soorten zegels en die geheele lijst van accijnzen en steunheffingen, die den laatsten tijd zijn opgekomen om het gemeenschapsleven aan den gang te houden, Ik heb die sommen berekend voor 19331934 en daarbij in aanmerking genomen de opcenten, die door Minister de Geer de vorige week in de Tweede Kamer zijn voorgesteld en door deze aangenomen, en de 62 opcenten, die wij op de gemeentefondsbelasting minstens noodig zullen hebben. Ik krijg dan voor de vier belastingen, die ik noemde: bij 800 inkomen uit arbeid 2.99 of 0.37%; 4.000 283.22 7.10%; 7.000 642.26 9.2 80.000 19.566,18 24.4 150.000 46.914.18 31.3 en wanneer deze bedragen uit vermogen verkregen worden: bij 800 inkomen uit arbeid 8.97 of 1.1 4.000 7.000 80.000 150.000 531.42 13.3 1.099.86 15.7 „28.110.18 35.1 „67.044.18 44.7

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 729