738 19 DECEMBER 1932. werken, gasfabriek enz. veel te luxueus zijn opgezet en moeten worden versoberd. Om maar bij huis te blijven, vergelijke men het bureau van mezelf, die dan toch tot de hoogere Staatsambtenaren behoor, met dat van de directeuren der gemeente-bedrijven!! Ook op telefoon-aansluitingen en -gesprekken (een bedrag van ruim ƒ7000.kan aanmerkelijk worden bezuinigd. En nu zegge men niet, dat dergelijke kleinigheden als presentiegelden, toelagen en telefoonkosten toch geen zoden aan den dijk zetten! Dat weet ik ook wel, maar vele kleintjes maken een groote en wie het kleine niet eert, is het groote niet weerd! Anderzijds wil het mij voorkomen, dat diverse geraamde bedragen van de inkomsten -hoezeer op dit oogenblik voor zichtig geraamd nader zullen blijken te hoog te zijn aan gezien en wel in de eerste plaats die posten, die nauw samen hangen met de inkomsten der inwoners onzer stad, zooals b.v. de schoolgelden, die rechtstreeks samenhangen met het belast baar inkomen der ouders. Mijnheer de Voorzitter, ik heb gemeend deze opmerkingen, niet te mogen achterhouden en ik vertrouw, dat zij zullen worden beschouwd zooals ze zijn bedoeld, namelijlk als op bouwende critiek. De heer MABELIS zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter. Na de uitnemende rede van den heer Van de Ven, die ik bijna geheel kan onderschrijven, is er niet veel nieuws over deze begrooting te zeggen. Toch wil ik enkele gedachten, naar aanleiding dezer begrooting, naar voren brengen. In de eerste plaats wil ik een woord van dank richten tot Burgemeester en Wethouders voor de wijze, waarop aan de bezwaren van de Protestantsche kerken ten opzichte van de markt op den Goeden Vrijdag is tegemoetgekomen en thans, blijkens het antwoord op het Centraal Rapport, aan deze aan gelegenheid een definitieve oplossing is gegeven. Ik wensch

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 738