748
19 DECEMBER 1932.
komen? Het heeft er veel van, of dit het eenige argument is,
dat de heer Haaiman voor zijn bewering kan aanvoeren.
Verder heeft de heer Haaiman beweerd, dat vele dien
sten topzwaar zijn; zij zouden te rijk aan „hooge oomes" zijn.
Dit is gemakkelijk gezegd, maar men moet daarvoor meerdere,
steekhoudende argumenten aanvoeren. De heer Haaiman
heeft in dit verband slechts gewezen op een twist over verlof
tusschen den Directeur en den Adjunct-Directeur der Licht-
bedrijven. Eén van beiden moet namelijk des Zondags in de
stad blijven en dit nu heeft geleid tot een kleine animositeit
tusschen beide heeren; ieder zal begrijpen, dat het in de
practijk weieens tot moeilijkheden kan leiden, wie van hen
blijven moet. Doch om uit dit voorval de conclusie te trekken,
dat één van beiden overbodig is, is toch wel heel kras! Hun
taak staat in hun instructie omschreven en daaruit kan ieder
zich overtuigen, dat elk voldoende werk heeft.
Wethouder VAN MIERLO merkt op, dat wat er door de
verschillende Sprekers gezegd is, over het algemeen meer
slaat op de gemeente-financiën dan op die takken van dienst,
die meer speciaal tot het domein van Spreker behooren. Dit
neemt evenwel niet weg, dat Spr. toch enkele punten wenscht
te bespreken.
De heer Van de Ven heeft in het algemeen betoogd,
dat het zgn. verlanglijstje van Openbare Werken onder de
huidige omstandigheden belangrijk gedund moet worden,
terwijl de heer Haaiman heeft beweerd, dat men juist nü
groote werken behoort uit te voeren. Nu is dit laatste gemak
kelijk gezegd, maar men moet daarbij wel bedenken, dat de
door den heer Haaiman genoemde werken z.g. kapitaals-
werken zijn, d.w.z. dat daarvoor leeningen zullen moeten
worden gesloten en dure materialen aangeschaft, waarvoor
men later wellicht weinig emplooi heeft. Misschien wil de
heer Haaiman deze groote werken dan ook nog doen
uitvoeren met normale loonen. De kosten van die werken
zullen dientengevolge geweldig oploopen en straks zware
lasten van rente en aflossing vragen. Spr. houdt het in deze